Dieuwertje Blok

AD Magazine, 7 november 2020

Om deze foto’s te kunnen gebruiken, neem contact op met Shody Careman & @careman_fotografie

Met dank aan: Pulitzer Amsterdam

Net als heel veel Nederlanders was de presentatrice van Het Sinterklaasjournaal doof en blind bij de eerste discussies over Zwarte Piet. Totdat ze ging luisteren, met mensen praatte. Dieuwertje Blok: “Het gaat er niet om hoe wij Zwarte Piet bedóélen, het gaat erom hoe anderen zich daarbij vóélen.”

PASPOORT

Dieuwer Sarah Blok
Geboren: 8 augustus 1957 in Nederhorst den Berg
Opleiding: Havo
Carrière: Begint als fotoredacteur bij Studio, het omroepblad van de KRO. Bij die omroep wordt ze ontdekt als televisietalent. Vanaf 1980 is ze omroepster, later presenteert ze Sport op Maandag en KRO’s Middageditie. Ze stapt over naar de Vara, waar ze onder andere 3 vrouwen presenteert. Eind jaren 80 maakt ze voor korte tijd de overstap naar RTL, waar ze haar eigen talkshow Dieuwertje krijgt. Na een conflict keert ze terug bij de KRO, waar ze zeven jaar lang Ontbijt TV en andere programma’s presenteert. Vanaf 2000 is ze de vaste presentator van Het Sinterklaasjournaal en sinds 2002 doet ze ook de jaarlijkse sinterklaasintocht. Het Sinterklaasjournaal is dit jaar te zien vanaf 11november.
Privé: Getrouwd met Peter de Bie. Uit een eerder huwelijk heeft ze twee kinderen en twee stiefkinderen.

Terwijl Dieuwertje Blok (63) in haar woning in Aerdenhout koffie zet, laat haar echtgenoot Peter de Bie (70, presentator van het radioprogramma Nieuwsweekend) mij de tuin zien. “Dit is de duurste gemeente van Nederland, maar wij wonen in de sloppenwijk daarvan”, zegt hij met een glimlach. We kijken naar een automatische grasmaaier die kalm reutelend baantjes trekt. “Die heet Oscar”, roept Blok vanuit de keuken. “Je kunt zo’n apparaat maar het beste een naam geven.”

Aan de keukentafel vertel ik dat ik als scholier begin jaren 80 een Ryam-schoolagenda had, waarin foto’s stonden van bekende vrouwen met een sexy uitstraling. De Dolly Dots. Luv’. Jerney Kaagman. En Dieuwertje Blok, in mijn herinnering poserend in een tuinbroek.

“Ik kan me dat niet meer herinneren”, zegt ze lachend. “Maar ik kan niet ontkennen dat ik ooit een tuinbroek heb gedragen. Ik weet nog wel dat ik het allemaal heel ongemakkelijk vond.”

Je bekendheid, bedoel je? Indertijd was het een aardschok: alle omroepen hadden opgedirkte deftige dames als omroepster, tot de KRO plotseling kwam met een frisse knappe krullenbol van net 20. Wat was jouw motivatie dat werk te doen? Wilde je bekend worden? “Helemaal niet! Ik ben geboren en getogen in Nederhorst den Berg, een dorpje waar mijn ouders als eersten van buiten kwamen wonen. Ik ging er naar een openbaar schooltje in de polder, opgezet door anarchistische boeren die daar ooit waren neergestreken. Er waren twee lokalen, in het ene zat mevrouw Cup, in het andere meester Kremer, een bevlogen man die ons mee naar buiten nam om verhalen te vertellen.

Later heb ik best een onstuimige puberteit gehad, in de zin dat ik op mijn 13de in een Hilversumse hippiescene terechtkwam. We waren voor zelfbestuur, gebruikten drugs, droegen Afghaanse jassen. Ik was hartstikke jong, wilde de grote wereld in en dacht: ik leer mijn lessen wel in het leven. Ik was geen makkie voor mijn ouders, maar ze zagen mijn wens naar onafhankelijkheid en vertrouwden mij. Ik mocht als au pair naar Engeland, daarna ging ik op kamers en maakte ik alsnog de havo af. Bij Studio, het omroepblad van de KRO, zochten ze een fotoredacteur. Daar werd ik aangenomen, maar ik was verder volstrekt niet bezig met de toekomst.”

Hoe ben je van fotoredacteur omroepster geworden? “Alle medewerkers van de omroep, van kantinejuffrouwen tot postbeambten, kregen van de KRO een vijfdaagse kennismaking met de bezigheden van de omroep. Mochten we voor de lol zelf radio maken en voor een camera staan. Zo ben ik ontdekt, door de radiojongens. De grap was: ik kwam helemaal niet uit een KRO-milieu, maar uit een links Vara- en VPRO-gezin. Mijn vader was hoogleraar, maar die brak met dat professorenmilieu toen hij na de oorlog kaderlid werd voor de CPN. Ver voor de neergeslagen opstand in Hongarije nam hij alweer afstand van het communisme, waarna hij actief werd binnen de PvdA. Mijn moeder stamde uit een artiestenfamilie. Mijn oma, Saartje Kanes, was bekend onder de naam Stella Fontaine. Ze kon waanzinnig goed imiteren. ‘Van kousenbreister tot cabaretière’ werd er over haar gezegd. Ze trouwde mijn opa, Sam Gazan, en samen kregen ze één kind, mijn moeder. Alle drie hebben ze de oorlog overleefd, het overgrote deel van hun families niet.”

Hoe ontmoetten een opstandige professorenzoon en de dochter van een Joodse cabaretière elkaar? “Na de oorlog ging mijn moeder ook in de kleinkunst, als Henny Fontaine, de dochter van Stella. Ze zat bij Wim Sonneveld in het cabaretensemble en deed radio voor de Vara. Mijn ouders zagen elkaar voor het eerst op een feestje bij Hetty Blok, een vriendin van mijn moeder die ook bij Sonneveld speelde. Zij heeft ze gekoppeld. Mijn ouders voelden meteen grootse, intense liefde voor elkaar. Binnen drie jaar kwamen er drie dochters, ik was de middelste. Die liefde tussen hen is altijd gebleven.”

Wat vond je van de KRO? “Ik kom uit een gezin met boeken, met kunst, poëzie, opera. Als kind sliep ik in met de muziek van Bertolt Brecht en Kurt Weill. Bij de KRO zaten ook erg erudiete mensen, het was wat warmer dan bij de intellectuelen aan de linkerkant. Katholieken vierden het leven beter. Ik herinner me dat er in de KRO-kantine kraantjes waren met cola en water, maar ook een kraantje met jenever. Dat was voor mij vertrouwd, mijn ouders hielden ook van het goede leven. Halfzes was borreltijd, altijd twee, voordat we aan tafel gingen. Mijn ouders stonden open voor alles. Ik herinner me dat mijn vader op een klassenfeest een trekje van een stickie probeerde, daar werd toen niet moeilijk over gedaan. Hij leerde ons Frank Zappa en Soft Machine kennen, nam ons mee naar hun concerten in het Concertgebouw. Hij droeg dan wel zijn lullige regenjas en z’n alpinopet, maar hij sloot zich er niet voor af.”

Hoe was jouw doorbraak voor jezelf? “Als ik nu jong was geweest, zou ik nooit op televisie terecht zijn gekomen, denk ik weleens, want ik had niet de brutaliteit die je bij veel jonge mensen tegenwoordig ziet. Mijn werk voor tv bracht veel teweeg, de omroep kreeg zakken vol fanmail, liefdesbrieven, huwelijksaanzoeken. Ik vond het allemaal erg ongemakkelijk. De jaren tussen mijn 20ste en 30ste zou ik niet willen overdoen. Ik wist amper wie ik was en voelde me helemaal niet zeker over mezelf, met mijn puppyvet en mijn lieve gezichtje, terwijl ik echt niet zo lief was.”

Je had je eigen fanclub, er werden liedjes over je gemaakt. “Ik werkte ook nog gewoon voor Studio en was trotser op een mooie fotoreportage dan op mijn werk als omroepster. Het werk zelf was heerlijk om te doen en blijkbaar kwam ik echt door die camera heen de huiskamers in, maar ik nam mijn bezigheden simpelweg niet serieus. Ik heb lang gedacht: wat zal ik later worden?”

Wat veranderde er toen je 30 werd? “Er kwamen andere programma’s. Ik begon te presenteren en maakte de overstap naar de Vara. Ook leerde ik de vader van mijn kinderen kennen. Mijn moeder noemde me altijd ‘licht ontvlambaar’ en dat was ik ook. Ik kon mezelf verliezen in verliefdheden, al vond ik het verliefde gevoel vaak aangenamer dan de verovering zelf. Zwijmelen is heerlijk. Vaak werd ik verliefd op mannen van wie ik dacht: hem kan ik wel redden. Moeilijke types, kunstenaars. Met de vader van mijn kinderen ben ik zeven jaar samen geweest, we gingen uit elkaar toen ze 1 en 3 jaar waren.”

En uiteindelijk ontmoette je Peter. “Een paar jaar daarna. Wij kenden elkaar allang, want toen ik bij de KRO rondliep werkte hij daar ook. Ik weet nog dat ik dacht: wat een mooie man – maar meer ook niet. Later vroeg ik hem of hij eindredacteur van mijn wekelijkse talkshow Dieuwertje wilde worden, maar dat vond hij te onzeker, hij bleef liever in vaste dienst. Weer een paar jaar later moest ik een keer invallen als presentator van toen nog de Tros Nieuwsshow. Dat begon in die tijd nog om zeven uur ’s ochtends en duurde eindeloos. De avond ervoor was ik doorgezakt met mijn oude collega’s van Studio. Ik zat daar en dacht: hoe kom ik dit programma door? Ik werd al misselijk van de broodjes die er lagen. Na afloop van uitgerekend die uitzending nodigde Peter me uit bij hem te komen eten in Aerdenhout.”

In de sloppenwijk. “Peter was allang gescheiden en net als ik een vlinder. Op een gegeven moment hing ik een beetje op de bank. Hij stond te koken en zei ineens: ‘Jij zou hier nooit meer weg moeten gaan.’ Raar hè? Ik ben trouwens wel weggegaan, die avond. Daarna moest hij drie weken voor de omroep naar Maleisië. Voor hij vertrok kreeg ik een brief met een ticket voor Phuket, want hij had erna nog een week vakantie geboekt.”

Wat mooi… “Nou, ik heb het niet gedaan. Het ging me allemaal veel te snel. Voor het eerst van mijn leven dacht ik dat. Peter begreep het wel, ik had natuurlijk twee kleine kinderen en mijn werk. Terwijl hij in Azië was, hebben we contact gehouden via de fax. Heel intens. We kregen gewoon een verhouding via de fax. Love by fax. Toen hij terugkwam, vloog hij via Londen. Daar ben ik als verrassing naartoe gegaan en vanaf dat moment ben ik nooit meer bij hem weggegaan. We waren allebei waar we zijn moesten.”

Moest je hem ook redden? Blok lacht hard. “Nee, juist het tegendeel. Peter is sterker dan ik, in allerlei opzichten. Verbaal, financieel. Ik ben veel stiller, beslis vaak meer met mijn gevoel dan mijn verstand. Peter is analytisch en cynisch, ik haat cynisme. Hij heeft een grote mond, maar een klein hartje. Hij vindt mij een politiek correct gutmensch. We kunnen erg lachen om onszelf en met elkaar, en liefdevol van mening verschillen.”

Wat bedoel je met ‘financieel sterker’? “Ik wilde altijd zelf voor mijn kinderen betalen, mijn eigen boontjes doppen, maar er zijn de afgelopen jaren natuurlijk momenten geweest dat ik veel minder werk had. Inmiddels heb ik me erbij neergelegd dat Peter mijn pensioen is; maar tegelijkertijd ben ik ook het zijne. Er is genoeg wat niet in geld is uit te drukken en daar gaat het om.”

Is het voor een oudere presentatrice moeilijk werk te krijgen? “Dat wordt je natuurlijk nooit in je gezicht gezegd. Het kan ook zijn omdat ik al zo lang een gezicht ben. Ik heb ook nooit grote kijkcijfers aan mijn reet hangen. Mijn talkshow niet. Ontbijt TV, De 5 Uur Show, Schooltv-weekjournaal… Er werd wel goed gekeken, maar het dak ging er nooit af. Ik ben geen Linda de Mol. Behalve dan natuurlijk Het Sinterklaasjournaal, dat is wel een grote hit.”

Ik dacht: ik vraag er pas naar als je er zelf over begint. “Het is al twintig jaar een gigantisch succes, maar voor mij is het maar een klein deel van mijn werk. Een erg fijn deel, hoor! Het Sinterklaasjournaal is mijn Swiebertje. Je kunt je het erger indenken.”

Hoe is het dit jaar, met alle coronaperikelen? “Omdat veel dingen niet doorgaan, krijgt het programma nu een nog belangrijker functie, denk ik. Het Sinterklaasjournaal zal voor veel kinderen de enige link zijn met Sinterklaas, want veel intochten zijn geschrapt. De leemte die daardoor ontstaat, vullen wij in.”

De intocht is live, op een geheime plek toch? Waar precies? “Haha, ik zou het niet weten. De enige die dat weet is Sinterklaas. Je merkt: ik blijf altijd in mijn rol als het om Sinterklaas gaat. Als een method actor. De intocht kan overal en nergens zijn. Typisch zo’n Sinterklaas-uitspraak.”

Als een onderwerp Nederland de afgelopen jaren heeft verscheurd, is het de zwartepietendiscussie. “Het is goed dat het daarover gaat. Daar heb ik nooit een probleem mee gehad en het werd ook tijd. Voor mij was het ingewikkeld. lk ben het gezicht van dat programma, dus ik liet de woordvoering altijd via de NTR lopen. We hebben als land een ontwikkeling doorgemaakt. Het gaat er niet om hoe wij de figuur van Zwarte Piet bedóélen, het gaat erom hoe anderen zich daarbij vóélen. Het probleem is dat je mensen niets kunt opleggen met dwang of geweld. Racisme schop je er niet uit, dat is iets dat door denken en praten moet veranderen. Dat is een proces met een eigen tempo. Nu zijn we op een punt dat Zwarte Piet echt niet meer te verdedigen is. Zelf ben ik heel blij dat vorig jaar de beslissing bij de NTR is genomen om helemaal te stoppen met Zwarte Piet.”

Wat vond je vader van deze discussie? Hij was hoogleraar Nederzettingsgeschiedenis en bij het Meertens Instituut hield hij zich dagelijks bezig met de vele facetten van de Nederlandse cultuur. “In het begin had hij hetzelfde als wat ik had, en met ons heel veel Nederlanders. Blind en doof, tot we gingen luisteren, met mensen gingen praten. Mijn vader maakte die ontwikkeling net zo goed door. Hij is altijd mijn klankbord en leidraad geweest. We hadden het veel over dit soort zaken, maar hij oordeelde nooit. Dat is een constante in mijn leven geweest. Niet oordelen. Mensen nooit over één kam scheren. Altijd mensen proberen te zien als individu. Altijd meer zien dan bruine ogen, huidskleur of geloof.”

Anderhalf jaar geleden stierf je vader, nadat je moeder in 2008 al was overleden. “Mijn vader had na mijn moeders dood nooit moeite met alleen zijn, maar hij zei wel vaak: ‘Ik mis het dat zij er niet meer is.’ Mijn vader werd mooi oud, zoals je dat noemt. Hij hoefde geen medicijnen en geen behandelingen. In het huis waar wij zijn geboren overleed hij, zittend aan zijn tafel. Hij had nog heerlijk gegeten, reikte naar zijn glas rode wijn, verkrampte even en toen viel zijn hoofd opzij. Je had het je voor hem niet mooier kunnen wensen, op z’n 94ste. Vroeger kon ik me nooit voorstellen dat het leven door zou kunnen gaan als je ouders er niet meer zijn, maar het kan blijkbaar toch. En ze zijn nooit echt weg, ze zitten in mij.”