Algemeen Dagblad, 20 oktober 2005
Van uw vakantie-correspondent in Griekenland. We zijn op het eiland Levkás, badend in een bovennatuurlijk mooie baai. Het water azuurblauw, de witte krijtrotsen fier en hoog, de zon een weldadig goede vriend. Mijn vriendin en kinderen zwemmen, ik zit met mijn laptop op schoot te bedenken hoe ik mij nuttig kan maken voor de lezers van deze krant. In de prehistorie werden hier om goden gunstig te stemmen mensen geofferd, door ze van de kalksteenrotsen naar beneden te kieperen. In de Oudheid boog men dit lugubere gebruik om naar een iets milder religieus ritueel. Vlakbij onze inham staat een klif van 72 meter hoog, pal boven een diepe zeetong. Priesters en gewone stervelingen konden op deze klif de katapontismos wagen, oftewel ’de Lefkadische sprong’. Deze zeeduik was wederom bedoeld om de goden een beetje te paaien, maar gold ook als een remedie tegen… liefdesverdriet. Wie keihard was gedumpt, kon dankzij goddelijke interventie met één sprongetje alle sores van zich af werpen. Mochten er verdrietige AD-lezers zijn die deze Lefkadische sprong willen wagen: er kleven gevaren aan. Zo zou de dichters Sappho van Lesbos (naar wie de lesbische liefde is vernoemd) ook van de berg zijn gestapt. Dit vanwege liefdesverdriet om ene Phaon, een man. De remedie lukte.
Sappho heeft na haar sprong überhaupt nooit meer ergens last van gehad.