Een typisch gevalletje van Dombo

Algemeen Dagblad, 7 januari 2006

Ik zette overdag de tv aan om te checken of Sharon al was overleden. Omdat het NOS-Journaal vijftig jaar bestond werd het bulletin voorgelezen door RVD-stamhoofd en voormalig nieuwslezer Eef Brouwers. Na afloop van zijn herexamen autocue werd Brouwers meegenomen naar een ander studiootje waar Aldith Hunkar op hem wachtte. Hoe het was gegaan, vroeg ze blij, alsof ze nog bij het jeugdjournaal zat. Met een terughoudendheid die hij ook zou betrachten als een journalist commentaar zou vragen op het bericht dat Beatrix in New York was gesignaleerd op het podium van een stripbar voor mature amature sluts, legde Brouwers uit dat hij vroeger bij aanvang van de s.t.e.r. een pepermuntje in zijn mond stak, waar hij dan op sabbelde tot de boing van het Journaal klonk. Als hij dat niet deed, las hij niet goed voor. Uitgerekend bij zijn herexamen had hij geen pepermuntje genomen, zei hij somber. Wij noemen dat thuis een typisch gevalletje van Dombo, naar Walt Disneys film over dat olifantje dat kan vliegen met zijn oren. Dombo staat bij een afgrond, doodsbang dat hij zal neerstorten. Zijn vrienden de kraaien moedigen hem aan. Een van de kraaien heeft een plan. Hij geeft hem een zogenaamd magische veer: als Dombo deze veer in zijn slurf houdt, kan hij vliegen. Hij probeert het, en het lukt! Later verliest Dombo deze veer, maar blijkt ook zonder in de lucht te blijven. Dit noemen we ‘volwassen worden’. We hebben geen veren, pepermuntjes of goden nodig, Dombo.