Algemeen Dagblad, 12 november 2005
Geachte meneer Balkenende, afgelopen week was ik in uw woonplaats Capelle aan den IJssel, en nu snap ik iets beter dat u behoefte heeft aan optimistisch nieuws. In het troosteloze overdekte stadshart bezocht ik de speelgoedafdeling van Blokker. Er waren veel wat u noemt ‘wurgers’ (omdat u een logopedisch probleempje heeft met het uitspreken van de b), maar toch stond er slechts één meisje achter de kassa. Nu lijkt beleefdheid iets van vroeger tijden: wurgers drongen schaamteloos voor of onderbraken de werkzaamheden van het kassameisje met vragen.
Toen ik eindelijk aan de beurt was vroeg ik of er ook damspelen werden verkocht. Op de Schaal van Gezichtsuitdrukking scoorde het meisje een 0. “Een dambord,” verduidelijkte ik. “Nou, bij de bordspelen,” antwoordde ze met zo’n dûh-gezicht.
Hoewel ik daar al had gekeken, deed ik een tweede poging. Toen zag ik een andere medewerker, aan wie ik mijn vraag herhaalde. De man keek me niet aan, keek niet naar de wand met schreeuwerige plastic bordspelen, maar snauwde alleen maar: “Nee!”
Meneer Balkenende, u heeft zich de afgelopen tijd met zoveel belangrijke zaken beziggehouden. Niet alleen zijn de omgangsvormen in ons land totaal verziekt en staan de kranten vol met cynisch negativisme, maar beseft u dat in uw woonplaats een speelgoedzaak genaamd Blokker geen damborden meer verkoopt? En dat nu baart mij als wurger zorgen.