Kijk Magazine, augustus 2009, nummer 8
Dit stuk begint met een herinnering aan mijn studietijd, meer dan twintig jaar geleden. Het was een zomerse dag, ik liep over ’t Wed in Utrecht, langs terrassen die waren gevuld met bierdrinkende studenten. Het is nooit mijn hobby geweest om langs menigtes te lopen, simpelweg omdat het mij nooit lukt om in zulke gevallen een normaal gezicht te trekken. Hoe natuurlijker ik probeer te kijken, hoe ongemakkelijker ik voortschuifel. Op een van de terrassen zaten een stuk of wat gebruinde studentenmeisjes uitgelaten converserend in de zon. Toen ik het groepje was gepasseerd, hoorde ik een van hen met schorre stem zeggen: ‘Een zeven.’ Dit getal werd meteen beaamd door de andere studentes. Een paar passen verder begreep ik dat dit het cijfer was dat ik van de dames had gekregen, een getal dat ik met gemengde gevoelens probeerde te duiden. Een zeven is een voldoende, maar niet meer dan dat. Goed, maar het kan beter.
Nu ik 20 kilo sterker in mijn schoenen sta, weet ik dat ik met de wetenschap van nu – anders had moeten reageren. De uitdrukking ‘met de wetenschap van nu’, betekent letterlijk: als ik toen wist wat ik nu weet, zouden de dingen heel anders zijn gelopen. Deze wetenschap van ’toen en nu’ hoeft niet per se te slaan op dingen die jaren geleden zijn gebeurd, in tegendeel. De psychologie heeft een fraaie uitdrukking voor de manier van denken waarmee we over fouten uit het verleden reflecteren: counterfactual thinking. Oftewel ‘redeneren tegen de feiten in’. Dit is geen gedrag om ons voor te schamen, sterker nog, iedereen heeft dagelijks tientallen van deze counterfactuals.
‘Had ik deze afslag maar niet genomen, dan stond ik nu niet in de file.’
‘Waren we maar naar de Middellandse Zee op vakantie gegaan in plaats van naar Zeeland.’
‘Had ik maar een abonnement op KIJK genomen in plaats van op Donald Duck.’
Het sleutelwoord bij dit soort redenaties is ‘spijt’, en de vraag is waarom we dit soort gedachten eigenlijk hebben. Wat schiet je ermee op te bedenken dat je beter niet de hele avond had kunnen beeldschermen, terwijl je ook een boek had kunnen lezen? In mijn roman ‘Phileine zegt sorry‘ zegt hoofdpersoon Phileine heel wijs: “Spijt is verleden tijd”, maar bijna vijftien jaar later heb ik spijt van deze uitspraak. Spijt is helemaal geen verleden tijd. Spijt is net zo essentieel voor een gezond leven als goede voeding.
Psychologen denken dat spijt een krachtig wapen is om toekomstige ellende te helpen voorkomen. Het onderdrukken van spijtgevoelens zou leiden tot grotere onvoorzichtigheid. Wie nooit spijt heeft, maakt altijd dezelfde fouten. Van grote spijten tot kleine spijtjes; vrijwel iedereen wordt erdoor geplaagd. Uit onderzoek blijkt dat 86 procent van de mensen ‘met de wetenschap van nu’ hun leven anders hadden willen leven. Meer dan de helft van de mensen heeft ‘redelijk’ tot ‘heel veel’ spijt van grote levenskeuzes. De meeste spijt betreft de liefde, al is er een opmerkelijk verschil tussen mannen en vrouwen, aldus een Amerikaans onderzoek waarin mensen werd gevraagd terug te kijken op hun studententijd.
Het blijkt dat mannen vaak spijt hebben van liefde die ze tijdens hun studiejaren niet hebben gehad en sekskansen die ze niet hebben benut. Vrouwen voelen daarentegen juist spijt over avontuurtjes die ze wél zijn aangegaan. Ik kan uit eigen ervaring zeggen dat dit – althans, wat de mannen betreft – klopt. Zo heb ik er grote spijt van dat ik die zonbeplaste zomermiddag op ’t Wed angstvallig ben doorgelopen, in plaats van aan te schuiven bij de schorre studentenmeisjes om hen te laten zien dat het belang van louter uiterlijk soms schrikbarend wordt overschat.