Vara Gids 37, 14-20 september 2019
Fotograaf: Frank Ruiter
In gesprek met Fidan Ekiz, over haar jeugd, haar ouders, carrière, geloof en haar onzekerheid: ‘Bij DWDD overwon ik die, daar leerde ik mijn mening geven’.
Mijn oma Trijntje werkte in de Rotterdamse haven als kantinejuffrouw bij scheepsbouwer Verolme. Jouw vader was CO2-lasser bij Verolme. Wat een mooi idee dat mijn oma voor jouw vader broodjes kaas heeft gesmeerd… ‘Ah, dat ontroert me meteen. Ik ben nog altijd op zoek naar foto’s van hem uit die tijd, zoals ik ook nog steeds over hem schrijf. Hij is vorig jaar overleden aan leukemie, in een variant die vaker voorkomt bij mensen die met giftige gassen hebben gewerkt. Ik dacht altijd dat lassers goed beschermd waren, maar iemand zei laatst: misschien moet je er maar eens een zaak van maken.’
Jouw vader en zijn Turkse collega’s moesten bij in de haven regelmatig zwaarder en viezer werk doen dan de Nederlandse werknemers. Buitenlanders wilden voor henzelf en hun families in het buitenland veel geld verdienen. Mijn vader maakte veel extra uren, vaak in de weekenden, vaak vuil werk. Hij had niet de luxe om opdrachten te weigeren, want dan zeiden ze: daar is het hok van personeelszaken. We hadden thuis altijd geldzorgen, mijn zus en ik zochten al toen we jong waren baantjes. ’s Nachts stond ik vroeg op om het AD rond te gaan brengen.
Heeft dat je jeugd getekend? Ik koester warme herinneringen aan mijn jeugd. Ik was een verlegen, timide meisje dat met mijn ouders Turks sprak en met mijn zus Nederlands. Mijn eerste dag op de kleuterschool was verschrikkelijk, want ik begreep mijn juf niet. Mijn moeder was analfabeet en had moeite met de taal. Mijn moeder is heel slim, hè? Ze praat als Obama en al mijn Turkse vriendinnen zijn fan van haar. Mijn vader sprak iets beter Nederlands, omdat hij dat op zijn werk moest. Maar ik heb de taalachterstand altijd gevoeld, al vertaalde ik thuis op jonge leeftijd alles voor mijn ouders.
Wanneer begon het idee te gloren datje de journalistiek in wilde? Al op mijn dertiende speelde ik met mijn zus het Journaal na, dan was ik Fred Emmer. In het draaiboek stond dan ‘Fidan is journalist’. Mijn zus speelde André Hazes, want om een of andere reden trad hij op in het Journaal. Later, op de havo, wilde ik theater doen of journalistiek, omdat ik dat maatschappelijk-betrokkene interessant vond. Mijn zus had brochures van de School voor Journalistiek opgevraagd, die ik las en toen dacht ik: dit wil ik! Interviewen. Horen waarom mensen doen wat ze doen. Ik kon en kan me geen beter vak voorstellen.
In Utrecht werd je aangenomen bij Journalistiek. Ging je op kamers? Dat mocht niet van mijn ouders. Het huis verlaten was onbespreekbaar. Volgens een Turks gezegde gaat een vrouw in een bruidsjurk of in een kist het huis uit. Niet dat mijn ouders dat zeiden, maar zo werd er wel gedacht. Ik was te timide om me ertegen te verzetten. En we hadden het geld er ook niet voor.
Wat vond je van het studentenleven? Wat vonden studenten van jou? Ik voelde enorme achterstand. Medestudenten lazen van huis uit de Volkskrant of NRC, ik las af en toe een Turkse krant die mijn vader meenam. We keken veel films thuis, ik kende Sonja Barend en Mies Bouwman, ik dacht dat ik helemaal bij was. Maar ik had geen idee. Iedereen kwam ook uit een politiek nest. Wij stemden thuis PvdA, maar daar werd niet over gepraat. Op alle gebieden liep ik achter, zo gênant. Mijn medestudenten gingen uit en stonden vol in het leven, ik moest smoezen verzinnen waarom ik daar niet aan kon meedoen. Ze waren vaak ook zo bijdehand, wat ik overigens onder collega’s nog steeds weleens zie. Dan denk ik: o ja, dat was het! Die houding.
Zaten er nog latere bekendheden tussen? Wie van je klasgenoten kunnen we kennen als journalist? Jaha… Tja… Uit mijn klas toen… Eh… Geen idee eigenlijk. Ik kan niemand bedenken.
Nou, dat is toch ook wel een leuk besef? In mijn tweede jaar had ik een leraar die mij en een paar Marokkaans-Nederlandse studenten eruit pikte en zei dat wij taalkundig een dusdanige achterstand hadden dat het nooit wat zou worden. Hij was ook echt niet aardig en op geen enkele manier onderbouwend. Heel neerbuigend. Hij zei volkomen gemeend: “Weet je wel zeker dat je journalist wil worden?” Ik vond dat verschrikkelijk en zijn woorden deden me veel verdriet. Iedere dag reisde ik uren, ik had altijd geldnood en werkte keihard. Ik vond het zo onterecht. Die man nam Nederlandse studenten mee uit, maar wij werden niet meegevraagd. Dat steekt als je jong bent.
Hoe heette die klerelijer? Paul… dacht ik. Zijn achternaam heb ik verdrongen. Toen ik een paar jaar later mijn diploma haalde, heb ik een kopie op zijn deur geplakt. Dat voelde echt heel goed.
In jouw essay Hoe lang nog zwijgen beschrijf je de slotscène van Billy Elliot, waarin de vader trots naar zijn balletdansende zoon zit te kijken. Is dat een beeld voor jouw vader? Vooral nu mijn vader is overleden voel ik dat hij dat voor een deel was. Hij was niet zo streng en uiteindelijk ging hij mee in mijn emancipatie. Ik heb mijn vader echt overgehaald mee te doen aan mijn documentaire Veerboot naar Holland. Bij de viewing zat ik naar hem te kijken, want het ging ook over zijn drankprobleem. Hij zat schuin tegenover mij en dan zag ik een glinstering in zijn ogen. Later zei hij heel ingetogen dat ik het goed had gedaan.
Je vader dronk. Vergeef me mijn onwetendheid, maar was hij dan wel een moslim? Ja, alleen niet zo praktiserend. In de jaren 80 is hij gestopt met drinken. Volgens mijn moeder had dat te maken met de geboorte van mijn broertje. Mijn vader heeft langzamerhand een proces meegemaakt waarin hij meer begon te bidden en vasten. Mijn moeder vastte al wel. Hij is door de jaren heen geloviger geworden. Zelf noemde hij dat ‘bidden om uiteindelijk toch in de hemel te komen. Een race tegen de dood’.
Ben jij moslim? Ik heb daar toevallig eergisteren nog een stuk over geschreven. Toen mijn vader overleed heb ik gebeden volgens de regels van de islam. We hebben zijn sterven volgens islamitische regels begeleid: er kwam een oproepgebed waarin zijn naam en geboortedorp werden genoemd. Er zijn mensen die daar niets mee hebben, maar mij ontroerde dat. Er zijn heel veel dingen uit het geloof – het Suikerfeest, het vasten – die deel uitmaken van de culturele islam en dus van mij. Dat verdwijnt nooit.
Maar geloof je in God? Nou, het is meer dat ik niet weet waarin ik geloof. Ik geloof wel dat er iets is, en dat maakt mij geloof ik een agnost.
Een ietsist? Ja, dat klinkt beter. Ik geloof dat er meer is tussen hemel en aarde. Als ik heel erg gestrest ben of bang, ga ik bidden. Ik probeer dan kracht uit mezelf te halen. Voor het laatst heb ik gebeden bij de herdenking van de dood van mijn vader, in april, toen ik heb gebeden voor zijn ziel. Mijn moeder zegt dat we om de zoveel tijd voor hem moeten bidden om zijn ziel rust te geven. Ik moet zeggen dat ik daarin geloof, omdat mijn vader dat ook heel erg belangrijk vond. Soms heb ik het er moeilijk mee dat ik te weinig voor hem bid. Het is een worsteling tussen mijn hoofd en mijn hart. Rationeel kan ik niet geloven in een hiernamaals, maar mijn vader geloofde erin en ik hield zoveel van hem dat ik denk: dit ga ik hem niet afpakken. En ik wil niet riskeren dat het straks wel zo is, haha.
Na je studie solliciteerde je bij het Rotterdams Dagblad en al binnen tweejaar werd je correspondent in Turkije. Dat veranderde mijn hele leven. Al een uur na aankomst kreeg ik ruzie met een taxichauffeur, meteen zat ik in the survival of the fittest. Ik was in het begin niet zo sterk als ik dacht of hoopte dat ik zou zijn, maar gelukkig werd ik steeds harder.
Heb je veel gehuild in je begintijd daar? Mijn vader vierde zijn verjaardag toen ik er net zat. Ik had hem met tranen aan de telefoon. In de wijk waar ik woonde werd ik veel lastig gevallen. Later bleek dit een rosse buurt te zijn. Mijn tante noemde het ’the worst place in town’. Ik vond het al zo goedkoop! Later ben ik verhuisd naar een betere buurt. Och man, ik heb het zo zwaar gehad in mijn eerste jaar. Ik werd meteen in het diepe gegooid: Erdogan kwam aan de macht, ik had geen internet thuis, niets functioneerde, ik was onuitstaanbaar onzeker over mijn werk, ik moest met deadlines werken, ik was voor het eerst alleen op mezelf, ik was veel te aardig tegen mensen die niet aardig waren tegen mij, ik moest nieuwe mensen ontmoeten, ik had heimwee. Jaren later, toen ik wegging uit Turkije, drong tot me door hoeveel ik in korte tijd had meegemaakt en hoe ik was gegroeid.
Waarom kwam je terug? Ik miste mijn ouders en Nederland. Bij terugkomst bestelde ik meteen een grote zak friet van Bram Ladage. Alle Turken die vanuit Nederland naar Turkije gaan missen de Febo. Nederland is, of was, een veel duidelijker land, overzichtelijker. In Turkije kreeg ik te veel prikkels. Ik word snel overvoerd. Ik zoek de hectiek op, maar ik probeer me er ook van af te wenden. In Nederland zocht ik rust, al waren er ook mensen die zeiden dat ik gek was. Hoe kon ik Turkije verruilen om in Nederland heel saai bij de VARA te gaan werken?
En hoe was dat, bij de saaie VARA? Mijn eerste week als redacteur bij Pauw & Witteman dacht ik: what have I done? Vaste lunchtijden. Vaste collega’s. Pensioenregeling. Maar al snel bleek het een van de leukste plekken waar ik ooit heb gewerkt. Ontzettend veel geleerd, vooral van Paul en Jeroen. Ik haalde die familie van Joran van der Sloot binnen, bij die uitzending dat Peter R. de Vries die wijn in zijn gezicht kreeg. Ik werd door alle successen zo hoogmoedig dat ik dacht zelfs George Clooney binnen te kunnen halen. Ik dacht: als ik hem ontmoet, dan wil hij misschien wel wat. Nou het is er niet van gekomen. Inmiddels is hij bezet, haha.
In 2013 begon je bij DWDD. En dat heeft echt mijn leven veranderd. Het was een blessing daar te werken: ik heb er zoveel geleerd, bijvoorbeeld om mijn timide kant te onderdrukken. Ik overwon mijn onzekerheid en mijn cameravrees. En ik leerde mijn mening te geven, daar ben ik ze nog altijd dankbaar voor.
Ik vertelde mijn buurvrouw dat ik jou ging interviewen. Ze riep: o, dat is zo’n leuke vrouw, maar wel een beetje rechts… Wat een onzin: ik ben hartstikke sociaaldemocraat! Maar ik word vaak in de rechterhoek gestopt omdat sommige van de thema’s die ik behandel voor een groot deel zijn gekaapt door rechts.
Vind je dat links die thematiek heeft laten liggen? Je schreef bijvoorbeeld dat er niets liberaals is aan de vrije keuze om een boerka te dragen. Femmes for Freedom gebruikte jouw column bij een petitie tegen vrouwenonderdrukking. Een groot deel van links snapt niet dat de boerkadiscussie niet over hippie-blijheid-vrijheid gaat, maar over iets heel anders. Welke keuzes maken we? Een boerkaverbod is in de praktijk gewoon niet haalbaar en overbodig, maar de discussies die het verbod opriep legden iets anders bloot. We staan allemaal voor dezelfde waarden en we geven dezelfde interpretatie aan vrijheid, maar links kiest dan toch standpunten die ik niet kan navolgen. Vandaag twitterde ik over een Iraanse vrouw die 23 jaar cel kreeg voor haar weigering een hoofddoek te dragen. Dat zijn zaken waarover we ons druk moeten maken, vind ik. Veel linkse mensen gaan daar niet in mee, maar ook vanuit de Turkse en islamitische gemeenschap krijg ik te horen dat ik een nestbevuiler en rechts ben.
Je nieuwe documentaire, Strijd om Istanbul; gaat weer over Turkije en weer over de polarisatie daar. Istanbul is een fantastische stad, die iedereen zou moeten bezoeken, want er gebeurt daar zo veel. Dingen veranderen steeds. De strijd in de stad gaat over moderniteit en traditie. In onze film volgen we een jaar lang mensen die voor en mensen die tegen Erdogan stemmen. Juist die polarisatie is interessant, want het is altijd goed om meerdere kanten te horen. Ik maakte die serie samen met regisseur Kees Schaap, met wie ik heel veel werk. Hij is mijn Almodóvar, ik ben zijn Penélope Cruz, haha.
In 2016 schreef je in Hoe lang nog zwijgen over de tegenstellingen in de samenleving: ‘Het is vijf voor twaalf.’ Hoe laat is het nu? Eh… Twaalf uur? Ik maak me echt zorgen en ik ben op zoek naar mensen die snappen dat maatschappelijke en politieke discussies gevoerd moeten worden zonder dat we elkaar meteen voor racist of Gutmensch beginnen uit beginnen te maken. We moeten het midden zoeken. We moeten praten. We moeten luisteren. Dat is de enige oplossing.
CV
Fidan Ekiz (Rozenburg, 1976) is columniste, programmamaakster en presentatrice. Ze groeide op in een Turks arbeidersgezin in het Zuid-Hollandse Rozenburg. Na de havo studeerde ze journalistiek in Utrecht. Ze werkte als journalist bij Rotterdams Dagblad, na twee jaar mocht ze aan de slag als correspondent in Istanbul. Na vierenhalf jaar keerde ze terug om bij Pauw & Witteman te werken. Ondertussen maakte ze de vijfdelige serie Veerboot naar Holland, over Turken die naar Nederland kwamen (onder wie haar ouders). Andere documentaires gingen over persvrijheid en de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo. Ekiz was veelvuldig tafeldame bij DWDD en presenteert het tv-programma De nieuwe maan. Ze is columnist van onder meer AD, VN en Feyenoord Magazine.
TV
Heel graag kijk ik naar Floortje naar het einde van de wereld, maar ook naar Vrije geluiden (met Giovanca!), Groeten uit Holland, de reisdocu’s van VPRO, Opstandelingen. Verder stem ik vaak af op 2doc, Het uur van de wolf, Andere tijden, Tegenlicht, Kijken in de ziel, Verborgen verleden, Taarten van Abel. Ik kijk het allemaal. Mijn guilty pleasures zijn Turkse soaps en The Kardashians. Mijn favoriete series zijn Fauda, Shtisel en The Affair. Radio luister ik vaak ’s avonds of ’s nachts: Nooit meer slapen, Onze man in Deventer, ’t Wordt nu laat en natuurlijk Met het oog op morgen, vooral vanwege ‘Gute Nacht Freunde’ van Reinhard Mey.