Gaming

De Volkskrant, 29 juli 2008

Soms klap ik achterover van pure wezensverwondering over de wereld die ik niet ken. Bij een nieuwsprogramma zag ik dat deze week op een veld bij de gemeente Oirschot tot 4 augustus ‘de grootste outdoor gamingvakantie van de wereld’ wordt gehouden. Outdoor gaming… Op een kampeerterrein komen 1.750 relatief jeugdige campinggasten bij elkaar om, gelegen in hun tent, de dingen te doen die ze normaal op hun donkere jongenskamer doen: computerspelletjes spelen. Speciaal voor Codemasters Campzone, zoals het evenement heet, is er een razendsnel LAN-netwerk aangelegd van kenmerkende oranje fiberkabels, zodat deelnemers de spellen op hun zelf meegebrachte pc’s niet hoeven te spelen in de singleplayer-mode, maar ongestoord met elkaar kunnen online multiplayen (het lijkt wel hermetische poëzie, deze vakidiote informaticataal). Wat mij ontroert: de communicatie tussen de campinggasten onderling vindt tijdens het festival voornamelijk plaats… via hun computers. ’s Ochtends gebruiken ze in de maintent een snelle Campzone 2008 Gamehap, maar daarna is het vliegensvlug terug naar de slaapzakken om elkaar digitaal uit te wonen.

Vroeger had ik een huisgenoot die verslaafd was aan het computerspelletje DOOM, een First Person Shooter-spel (FPS), niet te verwarren met een Third Person Shooter als Tomb Raider. Bij een FPS ligt het perspectief bij degene achter de computer: het computerscherm is zijn blikveld. Ik heb DOOM ook wel eens gespeeld, maar het verveelt vrij snel om als een reumapatiënt met een anale fissuur motorisch gestoord door een niet al te realistisch landschap te hobbelen, op zoek naar mensen die om onduidelijke redenen allemaal doodgeschoten moeten worden.

Nu heb ik mij niet in mijn eerste vooroordeel verslikt. Met mijn oogklepkennis van de wereld dacht ik dat gaming iets was voor masturbatoire nerds met vettige brillenglazen. Dit blijkt bekrompenheid mijnerzijds. Het computerspel heeft tegenwoordig in Nederland een omzet van meer dan 1 miljard euro, en dat is meer dan er in de filmwereld of de boekenbranche omgaat (en net niet meer dan er jaarlijks in het kattenbrokjessegment wordt besteed, las ik op internet). Een deskundige vertelde op tv dat de gemiddelde leeftijd van de gamer helemaal niet meer zo jeugdig is: 33 jaar. Dat moet betekenen dat er ook veel bejaarden stiekem zitten te gamen. Ik kan niet zeggen dat er in mijn omgeving veel wordt gegamed, maar ik ken ook niemand die lid is van een boekenclub, terwijl 1 op de 10 Nederlanders zich daarvoor heeft ingeschreven.

‘We gaan ons dus de komende jaren concentreren op spellen voor specifieke doelgroepen’, ging de deskundige verder, ‘gamen voor vrouwen, gamen voor ouderen… iedere beroepsgroep kan in principe zijn eigen game krijgen.’

Iedere beroepsgroep zijn eigen game. Noem me solipsistisch, maar zoiets betrek ik direct op het boekenvak. Een game voor schrijvers, wat kunnen we ons daarbij voorstellen? Ik zie een First Person Shooter voor me, die een odyssee moet maken door vele werelden, levels en weerbarstig landschappen die bevolkt worden door duivelse recensenten, dappere onafhankelijke boekverkopers, gefnuikte halftalentjes en hoog gehakte loopse chicklit-schrijfsters. In onverwachte hoeken zien we voortdurend een rondstuiterende golem met krulletjes genaamd The Grunn, die astmatisch van woede zijn lansje kruist met de wandelstok van de immer bulderende mastodont AFT. Er is een level waar Sonja Bakker vetgemest kan worden. Een verschrikkelijk oude Baroness Fram Hell, Marjan Berk, heeft een onuitputtelijke geldbron en er waart één onsterfelijke ziel: Harry Mulisch, de laatste van de lugubere Grote Drie (sta niet in de buurt van zijn pijp!).

Als dit spel wordt ontwikkeld, lig ik volgend jaar in een tent op het Codemasters Campzone-terrein.

Martin Bril is 18 augustus terug in de krant. Tot die tijd verschijnen berichten en gedichten van hem op internet, zie vk.nl/bril.