Garageband

De Volkskrant, 16 augustus 2011

Mijn vader was klarinetleraar, en zo leuk vond ik dat helemaal niet. Hij kon iedereen leren rietblazen, behalve mij. Bij al zijn leerlingen was hij geduldig, ontspannen en inspirerend, maar bij mij kon hij dat vanwege een of andere paternale spanning niet opbrengen (is er ergens een sofa waarop ik kan gaan liggen?).

‘Jij bent de enige leerling tegen wie ik mijn ergernis over inzet en vorderingen niet kan onderdrukken’, zei mijn vader vergoelijkend, toen ik na vijf lessen zelf het besluit nam om te stoppen. Veel te vroeg, want het leren bespelen van een instrument duurt jaren en jaren, hield mijn vader me voor. Uitdagend voegde hij eraan toe: ‘Als jij je door mijn chagrijn laat ontmoedigen zal je nooit een grote muzikant worden.’ Ik kon me er niet overheen zetten en nam voor lief dat de klarinet aan me voorbij zou gaan. Och, wie ziet er ooit nog ergens een klarinettist?

Er is inderdaad geen muzikant aan mij verloren gegaan. Bij elkaar opgeteld ben ik tijdens mijn middelbare schooljaren een paar uur drummer geweest. Met vier vrienden noemden we ons De Pretband, onze muziek viel te categoriseren als ‘slechter dan punk’. Twee van ons hadden nog nooit een instrument in handen gehad. Bert (die niet kon zingen) zong en ik (die niet kon drummen) drumde. De Pretband heeft niet lang bestaan, maar voor mij lang genoeg om wie het maar horen wil te vertellen dat ik ‘drummer in een bandje’ ben geweest.

Gisteren kwam ik in mijn huiskamer, waar mijn oudste zoon een nummer had opgezet, een vrolijk onbeduidend housedreuntje dat me in de verte deed denken aan de muziek die eind jaren tachtig werd gedraaid op illegale acidfeesten in een gekraakte vervallen kartonfabriek in Utrecht. Ik vroeg hoe hij aan deze muziek kwam.

‘Zelfgemaakt’, zei hij schouderophalend.

Een tijd terug hoorde ik iemand op tv zeggen: the artist comes after the technology. Dankzij techniek, computers en internet kan iedereen tegenwoordig fotograaf, filmer of muzikant zijn. Of althans spelen te zijn (alleen glasblazen en keramiekbakken gaat nog niet echt op de computer).

Op Twitter noemt een op de drie profielhouders zichzelf ‘schrijver’. Om die bewering te staven hoef je tegenwoordig geen boeken meer te schrijven: het bijhouden van een weblog of desnoods een twitteraccount is genoeg. We zijn op een punt dat er meer schrijvers dan lezers zijn in Nederland.

Een vriendin, die een vierjarige opleiding fotografie heeft genoten, vertelde dat ze gek werd van al die duizenden meisjes en vrouwen die een middenklasse fototoestel kopen en een webpagina aanmaken, waar ze zichzelf brutaal als ‘fotograaf’ presenteren.

Waar is scholing en vakmanschap nog voor nodig, als je met drie muisklikken de computer het werk kunt laten doen? We leven in een tijd van door artistieke masturbatie gevoede eigenwaan. De democratisering van kunst. Iedereen kunstenaar. Iedereen schrijver. Iedereen muzikant.

Mijn zoon (13) liet zijn vader (109) zien hoe hij zijn vrolijke housetrack in elkaar had gedraaid: via het computerprogramma Garageband. Hij deed voor hoe zelfs een muzikale onbenul als ik binnen hooguit een kwartier een acceptabel nummer bij elkaar kan klikken. Zelf had hij al een cd vol nummers voor me gebrand. Goed voor mijn vadertrots. Mijn zoon, de muzikant.