Gedane zinnen

Vara Gids Nr. 11, 16-22 maart 2024

Medeschrijver van het Boekenweekgeschenk Bart Chabot reageert op citaten uit eigen werk.

We zitten in de lobby van een bekend Haags hotel, de vaste hang-out van Bart Chabot, dichter en medeschrijver van het Boekenweekgeschenk 2024. Naast ons liggen tien van Barts titels, een onvolledige greep uit zijn imposante oeuvre. Aan de hand van één citaat per boek vertelt Bart over zijn werk, het schrijverschap, vriendschap, het leven en de dood.

1.

Onlangs kwam ik hem tegen/ god/ ergens / het doet er niet toe waar / op een binnenweggetje / in de Ardennen / zo’n kwartier gaans / van het centrum van Bomal / voor wie het met alle geweld /n weten wil

Uit: Genade brood (1993)

‘Dit is uit 1993! “Gedane zaken nemen geen keer” heet het gedicht. Ik ben begonnen als dichter en voel mij vandaag de dag meer dan ooit dichter al heb ik ook veel proza geschreven. In 1981 ben ik gedebuteerd met een cabaretesk gedicht, dat ik persoonlijk niet als een hoogtepunt in mijn oeuvre beschouw, hoewel anderen – bijvoorbeeld zanger Typhoon en wijlen Joost Zwagerman – daar anders over dachten. Bij mijn uitgever heb ik bedongen dat mijn eerste drie bundels nooit meer zullen worden herdrukt. Pas met Genadebrood begon voor mijn gevoel mijn echte dichtwerk. Inmiddels had ik het vak geleerd: hoe zet je een gedicht op? Wat werkt en wat niet? Honderden gedichten heb ik sindsdien geschreven.’

2.

Tijdens de Trioloog knoopt Herman het witte koord van zijn habijt los, bindt zijn onderbeen an, bedenkt zich, stroopt zijn apostelmouw op en bind zijn bovenarm af, opnieuw. Dan haalt hij een spuitje tevoorschijn, schertsenderwijs. De zaal ligt dubbel. Good clean fun.

Uit: Brood (2021)

‘In de jaren 80 volgde ik twee jaar lang The Golden Earring en die reportages die ik over hen schreef zijn de blauwdruk geweest voor mijn biografie over Herman Brood, want ik besefte: als je het echt goed wilt doen, dan moet je meereizen. Je moet je in iemand onderdompelen. Brood is samengesteld door Rob van Essen, die een selectie heeft gemaakt van al mijn teksten over Herman Brood. Het boek Broodje gezond (1996) was een succes, maar zelf vond ik Brood & spelen (2002) veel beter. Daarin beschreef ik hoe Jules Deelder, Herman en ik gedrieën op theatertour gingen en wat het betekende om on the road te zijn met een ploeg van zestien man. Als je wilt weten wat rock-‘n-roll in Nederland in de jaren 90 was, is dit het boek bij uitstek.’

3.

Lieve Kolonel,

(Zoiets komt in die kringen als een mokerslag aan. Schrijf je die lieden aan als ‘Geacht kolonelsregime’ of ‘Geachte leden van de Bloedjunta’, dat is geen punt, daar verblikken of verblozen ze niet van. Maar schrijf je ‘Lieve Kolonel’, dan bezorg je de andere kant, de ontvangende partij, een hoog Brokeback Mountain-gevoel, iets wat in die specifieke kringen niet bijster populair is.)

Uit: FC Dood (2016)

‘Op mijn vijfenvijftigste kreeg ik een brief dat ik werd voorgedragen voor vervroegd eervol ontslag als Eerste Luitenant der Koninklijke Luchtmacht. Ik dacht hallo, zo zijn we niet getrouwd en daarom heb ik kolonel Steggelweij, die mij voor ontslag wilde voordragen, een brief geschreven. Later heb ik deze brief met dertien andere verhalen gebundeld in FC Dood. Er is mij gebleken dat een boek met het woord ‘dood’ in de titel, niet per se goed verkoopt. Mensen gaan elkaar zo’n boek niet cadeau geven op verjaardagen, tenzij het een thriller is. Ik wilde over de dood met humor schrijven.’

4.

Er stak een briesje op, een briesje dat in sterkte toenam en aanzwol tot een bittere wind. En spoedig waaide de bittere wind over het Plein, en over de terrassen; en de mensen stonden haastig op, pakten hun glazen en kopjes op en gingen naar binnen. En de bittere wind kreeg zo vrij spel en regeerde over het lege Plein, met straffe hand.

Uit: De patatbalie, in het spoor van de verkiezingskaravaan (2010)

‘Mijn stukken over politiek. Je moet weten: de wereld van Jules Deelder en Herman Brood, die vrolijke olijke vrijheid blijheidmentaliteit, dat laissez-fair, dat post-hippietijdperk… met de aanslag op de Twin Towers kwam daar internationaal een einde aan, in Nederland gevolgd door de moord op Pim Fortuyn. Er is toen iets radicaal veranderd. Die bittere wind uit het citaat, waait veertien jaar na dato nog guurder. In politiek draait het om macht. Je komt aan bij de garderobe van de Tweede Kamer met je jas en je idealen, en aan het einde van de middag krijg je alleen je jas terug. Dat er in de huidige Kamer partijen zijn die vinden dat we Oekraïne niet moeten steunen, gaat mijn pet echt te boven.’

5.

Als we vanmiddag na de bestraling het frame afschroeven, hou je nog een dag lang het gevoel alsof er een stalen band om je schedel klemt. Zo’n stalen band die om een ouderwetse regenton zit om de kromme houten latten bij elkaar te houden. Geeft niks, gaat vanzelf weer over.

Uit: Diepere lagen, verslag van een bestraling (2011)

‘Dit boek is eigenlijk een voorloper, een ouverture van Mijn vaders hand, qua stijl en thematiek. Ik kreeg een brughoektumor, een goedaardig gezwel in mijn hoofd, ter grootte van een bitterbal. Duizelingen, het ging van kwaad tot erger. Zowel mijn grote als kleine hersenen werden door deze tumor ingedrukt, en dit zou kunnen leiden tot onherstelbare schade, verlamming zelfs. Ik besloot hierover te gaan schrijven in een feuilleton in de Haagse Courant. Mijn ambitie was iets universeels te schrijven, iets dat veel mensen met een serieuze aandoening troost kon bieden. Veel lezers, merkte ik, konden zich aan mijn verhaal optrekken en hun eigen visie toetsen aan wat ik meemaakte. Ik belandde in de absurde wereld van de witte jassen en het deed mij echt veel deugd om daarover te schrijven.

6.

‘Ik word nog steeds elke dag wakker,’ antwoordde Overgauw.’

Uit: Easy Street (2016)

‘Dit is een thrillerachtige roman. Na Triggerhappy mijn tweede boek in dit genre. Geschreven vanuit het perspectief van een vrouw. Ik denk dat ik, net als mijn vrienden, wel echt jongensachtig ben, al word ik dan binnenkort zeventig. Wij hebben het kind in ons bewaard. Mijn kinderen zeggen ook altijd: je bent geen vader, maar onze vijfde broer. Daarom wilde ik met dit boek eens uit een ander vaatje tappen. Het is een actieboek, een whodunnit die in de allerlaatste passage helemaal kantelt, ik zal dat niet verklappen. Pretty straight forward. lk ben een groot liefhebber van schrijvers als Stephen King en Elmore Leonard: snappy dialogen, snelheid en filmisch geschreven. Den Haag is een stad van geheimnissen en mysteries, en dat wilde ik in dit boek laten zien.’

7.

Toen ze korte tijd later onze slaapkamer verliet – ‘Ik weet niet wat jij hebt uitgevreten en-ik-wil-ht-niet-weten-ook, maar ik ga mammahelpen met het avondeten’- trok ik de onderste la van mijn bureau open, haalde een pakje Bazooka Joe-chewinggum tevoorschijn, verwijderde de wikkel en stak er een in mijn mond. Je moest zorgen dat je als kauwgum werd, of van elastiek, zodat je je in elke gewenste richting kon buigen en wenden, alle kanten op, om schade en averij te beperken.

Uit: Mijn vaders hand (2020)

‘Ik heb geen spijt dat ik dit boek heb geschreven, want ik weet waarom ik het schreef. Ik lag doodziek in een ziekenhuisbed met een bloedvergiftiging en ik dacht als ik hier levend uitkom ga ik over mijn rampzalige jeugd schrijven, want mijn kinderen wisten daar niets van. Over het geweld van mijn ouders. Ik had mijn verleden afgesloten, dacht ik, en redelijk monter schreef ik dit verhaal. Maar ik heb me vergist in wat het allemaal openreet. Toen het boek na-echode besefte ik pas hoe stuk ik was en al die jaren was geweest. En dat is in essentie nog steeds zo. Herman Brood zei eens: ‘Je wordt steeds vindingrijker in het camoufleren van je gaten en wonden.’ Ik ben bedekt met geestelijke littekens, die niet meer weggaan. Ik heb allerlei angsten. Soms durfde ik niet te signeren na een optreden, want ik voel me dan niet thuis onder mensen. Sinds mijn jeugd schaam ik mij voor mijzelf Het enige waar ik gelukkig van ben geworden is dat het me gelukt is om daar mijn eigen wereld tegenover te zetten. De psychologie noemt dat ‘dissociatie’. Ik denk dat ik daar mijn schrijverschap aan te danken heb.

8.

Zo mager was hij geworden, zo dun, uitgemergeld, alsof iets vanbinnen aan hem knaagde en zich aan hem tegoed deed, dat zijn polshorloge, dat ik hem zo vaak had zien raadplegen – Martin verkeerde vrijwel altijd in tijdnood: hoe lang had-ie nog? -, als een ziek vogeltje om zijn pols fladderde, wat zijn magerte nog accentueerde.

Uit: Hartritme (2027)

‘Ik heb negen cardioversies gehad, een elektrische schok om mijn hart tot rust te brengen. Na de laatste keer besloot mijn cardioloog een ablatie te doen, een ingreep om onder narcose hartritmestoornissen uit te schakelen. Dat is de voortjagende lijn in mijn roman, maar eigenlijk gaat het boek over het afscheid nemen van vrienden die er niet meer zijn: Herman Brood, Jules Deelder en Martin Bril. Mijn mentale weerbaarheid is in de loop der jaren gegroeid. Hermans dood was een dieptepunt. Toen Martin op sterven lag, zat ik naast hem. Hij was er erg aan toe en dat ging mij door merg en been. Ik zat bij zijn bed en de gedachte kwam bij me op om hem als barmhartige Samaritaan uit zijn lijden te verlossen. Jules zag ik vijf dagen voor zijn dood. Ik stond met hem te praten en zei dat we veel hadden meegemaakt. Jules corrigeerde me en zei: ‘We hebben álles met elkaar meegemaakt.’ Deze drie sterfgevallen wilde ik in mijn boek koppelen, met mijn hart als middelpunt.

9.

Ik keek uit het ziekenhuisraam, iets waar ik me de voorbije dagen in had bekwaamd. Als je de blauwe lucht zag zou je niet vermoeden dat zich achter alle blauw zoveel zwart ophield.

Uit: Engelenhaar (2023)

‘Ik kan ronduit zeggen dat dit mijn beste boek is, en dat komt omdat ik op bladzijde 79 overlijd en de lezer moet dan vijfhonderd bladzijden verder met mij als overledene. En dat is in mijn eigen indruk, en ook in de reacties van anderen, echt wel gelukt. Engelenhaar is in diepste wezen een boek dat ik altijd heb willen schrijven, namelijk een liefdesroman, maar dan vanuit het perspectief van de dood. Mijn vrouw Yolanda en mijn kinderen voelen dat in dit boek. De thematiek van het Boekenweekgeschenk 2024 – Gezinsverpakking – sluit daarop wonderwel aan. Het geschenk is door ons zessen als familie geschreven en onze verhalen, die elkaar echt aanvullen, gaan onder andere over vergankelijkheid.’

10.

Een kille bries stak op / de bomen stonden op scherp, pleegden druk overleg / maar wat ze bespraken / was niet voor mijn oren bestemd / en ik volgde het pad omlaag, / zigzaggend tot aan ons huis / ik schaamde me voor de ruimte die ik innam

Uit: Oievaarsblues (2024)

‘De oplage van deze bundel is dertigduizend exemplaren, tijdens De Boekenweek kost-ie vijf euro. Het is geweldig dat ik, na al die jaren te hebben gedicht – met vanuit de officiële gevestigde literaire wereld, als ik mezelf rustig uitdruk, behoorlijk wat tegenwerking – nu een soort erkenning krijg in de vorm van deze bundel. Ik vond het natuurlijk niet aangenaam om decennialang voortdurend te worden afgebrand door critici, maar het bracht me geen seconde van mijn stuk. Er was altijd een kleine groep mensen die wel begreep waar mijn werk over ging. Mijn redacteur Suzanne Holtzer van De Bezige Bij heeft me bijvoorbeeld altijd gesteund. Voor haar en de anderen die mij steunden vind ik het echt te gek dat deze bundel er nu is. Jullie hadden dus toch gelijk, dat is een fijn besef. Een van mijn motto’s is altijd geweest: don’t let the bastards grind you down. En dat is ze dus niet gelukt.’

Lezers krijgen tijdens de Boekenweek Gezinsverpakking cadeau, geschreven door de familie Chabot. Het Boekenweekgeschenk’ Bij ons in de familie’ is een cadeau van de boekhandel bij besteding vanaf € 15 aan Nederlandstalige boeken. De poëziebundel Ooievaarsblues van Bart Chabot ligt voor € 5 in de winkel. Kort voor de start van de Boekenweek wordt het bij behorende Boekenweekgedicht van zijn hand onthuld. De 89ste Boekenweek, het traditionele lezersfeest in boekhandels en bibliotheken, vindt plaats van zaterdag 16 t/m zondag 24 maart en wordt op 15 maart geopend met het Boekenbal, dat wederom plaatsvindt in Internationaal Theater Amsterdam.