Gegijzeld

de Volkskrant, 3 mei 2010

Als kind avonddroomde ik regelmatig over door Molukkers gekaapte treinen. In bed, voor het slapengaan, stelde lk me het verloop van zo’n gijzeling voor; de sfeer in een treinstel, de schrik van mijn medegijzelaars. Ik denk dat de strijders van de Republik Maluku Selatan niet zullen hebben beseft hoeveel angsten en trauma’s ze veroorzaakten bij de kinderen van mijn generatie. Maar goed, als je bereid bent uit naam van je goede zaak onschuldige reizigers in de rug te schieten, zullen kinderzieltjes niet je eerste belang zijn. 

De gekaapte treinen zijn al lang uit mijn voorslaapse dromen verdwenen, maar de laatste tijd denk ik steeds vaker aan Geert Wilders en het gegijzelde leven dat hij moet leiden. Nu ik een maand het politieke circus volg heb ik regelmatig kennis gemaakt met poortjes, ik heb riemen moeten afdoen en schoenen moeten uittrekken, en ook ben ik een paar keer zalig doch zedelijk betast door bewakingspersoneel. 

Dit stelt natuurlijk niets voor vergeleken met het onmenselijke beveiligingsregime en de wezenloze opofferingen van Wilders. Vanavond presenteert zijn beweging in een zaal in Rotterdam de kieslijst aan haar achterban. Dit zal weer onder de strengste veiligheidsmaatregelen plaatsvinden, zoals de perspresentatie van het verkiezingsprogramma afgelopen vrijdag ook een bijna onneembare vesting was. 

Pauw & Witteman verslaggever Bart Chabot moest bijvoorbeeld bij binnenkomst laten zien dat zijn mondspray geen flesje zoutzuur was en mijn vulpen werd opengeschroefd om te bekijken of ik er geen mes In had verstopt. 

We konden erom lachen. Gezeten op de eerste rij wachtten Chabot en ik de komst van de Geblondeerde Leider vrolijk af. Er hingen een paar verkiezingsposters met Wilders’ beeltenis (voor de complotdenkers: hij draagt een paarse stropdas) en verder was de zaal in het perscentrum Nieuwspoort met een aandoenlijke lulligheid ingericht. 

‘Wat doen die PVV-surfplanken daar?’ vroeg ik. 

‘Dat zijn banieren’, wist Chabot. 

Opvallend waren ook de vele vrolijke PVV-ballonnen, alsof we op een kinderfeestje waren. Er hingen nog net geen slingers. We zagen voor ons hoe aspirant Kamerlid Willie Dille vlak voor de persconferentie eigenhandig alle ballonnen had opgeblazen. 

‘En dat ze er dan bij ééntje teveel lucht in had geperst’, stelde Chabot zich voor, ’zodat het ding in haar gezicht kapot knalde. Je wil niet weten wat voor een stress dit bij de bewakers veroorzaakte.’ 

Ondertussen werd het verkiezingsprogramma rondgedeeld, dat de hilarische titel droeg van een gesubsidieerde hermetische dichtbundel: De agenda van hoop en optimisme. Hierin bladerend hoorden we op de rij achten ons twee journalisten praten over het huwelijk van Geert Wilders, dat op de klippen zou zijn gelopen. ‘Ik denk dat zijn vrouw de druk niet meer aankon’, zei een van de mannen. ‘Vandaar Wilders’ vermagering’, zei de ander. 

Chabot en ik keken elkaar aan. Hoe zou Wilders ooit nog aan de vrouw moeten komen, als hij louter door het land beweegt in geblindeerde auto’s, nooit een café bezoekt en iedereen die hij ontmoet vooraf zijn of haar BSN-nummer moet doorgeven? Weggekaapt van het echte leven. De prijs die Geert Wilders betaalt voor zijn grondwettelijke recht onwelgevallige meningen te ventileren over een godsdienst en een bevolkingsgroep, daar zit geen hoop en optimisme bij.