Genetische wetenswaardigheden

Column uit TRiV’ nummer 3, Oktober 2006

We hebben dit al twee keer meegemaakt: het wachten op de big bang, de stormvloed, de stuwmeerdoorbraak. Over tien dagen is ons derde kindje uitgerekend, en dus houden mijn vrouwen ik onze agenda’s vrij en het huis schoon (want de kraamverzorgster mag straks vooral niet denken dat het bij ons een troep is). Het voelt als een onverwachte vakantie; we doden de tijd met loom lezen en wachten. Ik blader door een mapje dat ik van de redactie van Triv’ heb gekregen en vermaak mijn vrouw met wetenswaardigheden.

Wist ze bijvoorbeeld dat vrouwen aan het gezicht van een man kunnen inschatten of hij van kinderen houdt? Dat beweert althans de Amerikaanse psycholoog J.R. Roney op basis van een onderzoekje onder een stuk of wat Chicagoiaanse en Californische studenten. Niet alleen zouden vrouwen mannen beoordelen op aantrekkelijkheid, ook kunnen ze mannen peilen op hormoon concentraties. Sterker nog, hoe meer een vrouw vermoedt dat een potentiële minnaar ‘een goede vader’ is, hoe aantrekkelijker ze hem vindt.

En er is ook goed nieuws. De kans dat een man… (laat ik mezelf als voorbeeld nemen) dat ik niet de vader van mijn nieuwe baby blijk te zijn, is dramatisch naar beneden bijgesteld vergeleken met vroeger jaren. In 1949 becijferde men op basis van bloed- en genetische testen dat een schrikbarende 10 procent van de wettelijke vaders niet de biologische vader kon zijn. Tweeëntwintig studies verder is men aan de universiteit van Oklahoma tot de conclusie gekomen dat die 10 procent nogal aan inflatie onderhevig is. Het werkelijke getal zou liggen op 1,7 procent, wat een veel realistischer schatting is (althans vanuit het perspectief van een vader).

Verontrustender nieuws is dat er een verband lijkt te zijn tussen de zonden van de vader en het welzijn van zijn mannelijk nageslacht. De universiteiten van Londen en het Zweedse Mea hebben statistisch bewijs gevonden dat ‘zwaar roken’ en ‘slecht eten’ (bijvoorbeeld honger) van mannen effect zou hebben op de latere gezondheid van hun zoons en kleinzoons en niet op die van hun dochters en kleindochters. Hetzelfde lijkt overigens ook te gelden voor moeders en hun (klein)dochters.

Dat moeders hun kinderen al voor hun geboorte kunnen beïnvloeden is niet zo heel erg wereldschokkend, maar als dit niet terdege wordt onderzocht blijft het speculatie. Wetenschappers van de universiteit van Michigan deden wel erg nobel werk. Het vermoeden was dat dominante hyena moeders hun kinderen al in de baarmoeder volpompen met een enorme dosis extra hormonen, zodat hun nageslacht net zo dominant zal worden als zij. Om deze veronderstelling op waarheid te toetsen hielden de Amerikaanse onderzoekers zich op de Keniase vlaktes van het Masai Mara-reservaat dagenlang bezig met het analyseren van hyena-uitwerpselen van zowel dominante als ondergeschikte vrouwtjes – vervelend werk, maar het moest gebeuren. En o ja, het vermoeden werd bevestigd. Over poep gesproken. Er zijn wel meer vermoedens als het om poep en kinderen gaat, en daarom is het zo nuttig dat één ervan eindelijk eens wetenschappelijk is uitgeplozen.

Een team van de Universiteit van Seattle liet dertien moeders snuffelen aan even zoveel volgebaggerde luiers. Wat bleek? Twaalf van de dertien besmeurde strontzakken deden de moeders walgen en wegtrekken, behalve… die van hun eigen baby. Hoewel de geur daarvan zeker niet ‘aangenaam’ werd gevonden, hoefden de moeders van de fecaliën van hun eigen kinderen niet te kokhalzen (wat geen hogere evolutionaire wiskunde is).

Nog tien dagen (min of meer) en mijn vrouwen ik kunnen dit onderzoek in ons eigen gezinslaboratorium via deductie en reductie verifiëren.

[Note 1: titel was er niet en is door redactie bedacht]

[Note 2: dit is de laatste column. Giphart schrijft dat hij een baby verwacht en die is gekomen maar heeft een tijd lang in het ziekenhuis moeten vechten voor zijn leven. Hierdoor heeft Giphart een tijd lang geen columns geschreven. Met zijn zoon Lasse is het helemaal goedgekomen.]