Gerdi Verbeet

Vara Gids 40, 3-9 oktober 2015

Oud-Kamervoorzitter en PvdA-Politica Gerdi Verbeet beziet haar carrière. ‘Links zat er op veel punten naast, en daar betalen we nu nog steeds de prijs voor.’

Een paar weken geleden zag ik dat een van uw kleinkinderen in Het Jeugdjournaal zat. Dat moet een geval ‘omatrots’ zijn geweest. Is hij een toekomstige politicus? Haha, ja, dat was Finn. Hij is nu negen en ik nam hem mee naar Prinsjesdag. Ik vond het zo verbazingwekkend dat hij niet dichtklapte voor die camera, maar rustig vertelde dat zijn oma de oude Kamervoorzitter was. Hij was onder de indruk van de Commandant der Strijdkrachten, van wie hij – toen de koning de Ridderzaal binnenkwam – wel even op zijn stoel mocht staan. Een carrière in de politiek sluit hij niet uit, maar hij zei wel: ‘Oma, ik weet het eigenlijk nog helemaal niet.’ Dat lijkt me voor een negenjarige erg gezond.

Wilde u als negenjarige al de politiek in? Ik was al vroeg erg betrokken. Ik stam uit een milieu van vrije, linkse mensen. We komen uit Amsterdam. Mijn vader was leraar en zijn vader werkte eerst bij de autofabriek Spyker en later bij het Amsterdamse telefoonbedrijf. Mijn oma, naar wie ik ben vernoemd, was voor ze trouwde dienstmeisje. Ze waren aanhanger van de Nieuw-Malthusiaanse Bond, voorloper van de NVSH, die zich bezighield met geboortebeperking. Veel kinderen betekende vaak armoede. Daarom hadden ze bewust ook maar één kind.

Vorig jaar liet u bij DWDD zien wat u na het overlijden van uw grootouder bij het opruimen van hun huis had gevonden. Het leek een pomp om een luchtbed op te blazen, maar het bleek een voorbehoedsmiddel te zijn. Het was bedoeld om te spoelen na het… Nou ja.

Dat viel mij toen ook op: dat u bij DWDD niet expliciet over het onderwerp praatte. Bij ons thuis werd over dat soort zaken volstrekt niet gepraat, ook door mijn grootouders niet, hoewel ze dus wel voorbehoedsmiddelen gebruikten. Toen ik voor het eerst ‘een groot meisje’ werd, zei mijn moeder: ‘Er is een categorie vrouwen die hier over spreekt en er is een categorie vrouwen die er niet over spreekt, en ik behoor tot de tweede categorie.’ Dat was alles wat ze erover zei. Ik denk dat ik daardoor nog echt nog van de generatie ben die het moeilijk vindt de dingen bij de naam te noemen.

Van die generatie? U bent van 1951 en was jong in de jaren 70. Dat is de generatie die Nederland massaal heeft veranderd! Ja, maar ik was geen hippie. Wel was ik heel politiek bewust. Vanaf mijn veertiende was ik lid van de Socialistische Jeugd. Ik kan mij herinneren dat ik mijn middelbareschooltijd iedere zaterdag wel ergens tegen demonstreerde. De kolonels in Griekenland, Chili, Vietnam… Er was toen overal van alles aan de hand. Ik was voorzitter van de schoolbond, toen al. Ik was van jongs af aan actief op school – en daarbuiten. Mijn oma en moeder hadden dat ook. Mijn grootmoeder haalde haar snijdiploma op een naaicursus. Mijn moeder, die uit een gezin van elf kinderen kwam, begon nadat ze ontslagen was bij haar huwelijk thuis haar eigen school. Meteen na de oorlog werd mijn moeder, ik heb het speldje nog, lid van de nieuw opgerichte PvdA.

U was dus jong betrokken in een revolutionaire tijd. U was zeventien in het roemruchte jaar 1968. En ik was dat jaar ook nog in Parijs. Dat had een enorme invloed op me. Ik werd als meisje door mijn ouders vrijgelaten en gestimuleerd en dus besloot ik naar Parijs te gaan, want daar gebeurde het. Ik kwam midden in die studentenopstanden terecht, in een internationaal gezelschap. Het was een centre de jeunesse met jongelui uit Kameroen, Libanon, Zwitserland, Oostenrijk. We hadden gesprekken over alles, over de wereld, de politiek, over hoe we de wereld moesten verbeteren.

Had u het idee dat er geschiedenis werd geschreven? En heeft u zelf ook stenen gegooid? Er werd zeker geschiedenis geschreven, daar waren we ons allemaal van bewust, maar ik heb absoluut geen stenen gegooid. Ik ben altijd voor het geweldloze compromis. In mijn familie ging het er soms stevig aan toe als het om politiek ging. Ik had een oom die communist was. Hij werd op verjaardagen op een plek gezet waar hij niet te veel in discussie kon met de gematigder sociaaldemocraten. Zodra de gesprekken toch te hoog opliepen, werd ik met een plankje worst rondgestuurd.

Een gedienstige rol… Nou, inderdaad. Dat viel mij al snel op: dat er in linkse kringen nogal weinig vrouwen rondliepen en de vrouwen die er waren, werden geacht koffie te zetten tijdens vergaderingen. Dat beviel me van geen kant. Ik werd al jong moeder en had het verlangen mij politiek in te kunnen zetten. De eerste keer dat ik mocht stemmen, deed ik dat op Joop den Uyl, de Johan Cruijff van de sociaaldemocratie. Dat was in 1973. Er ging toen zo’n energie door het land. Ik had de idee dat ik in een golf zat. Er begonnen me zoveel misstanden op te vallen. Ik weet nog dat ik urenlang bij een makelaar in de wachtkamer zat om eindelijk het huurcontract te tekenen. We hadden ons tweede kind en daarmee een vergunning gekregen voor onze woning. Toch werd ik onverrichterzake door die makelaar weggestuurd, omdat mijn man moest komen tekenen. Dat was toen heel normaal. Razend was ik. Dat was een van de bronnen van mijn politieke ambitie.

Hoe denkt u aan die jaren 70 terug? Het was de periode van de seksuele revolutie, inkomensnivellering, democratisering. Het was in alles hoopvol. We zaten midden in de klim, alles kon, alles gebeurde. Helaas was het ook de tijd waarin links een arrogantie kreeg waar we nu nog steeds een prijs voor betalen. Wij vonden het ongelofelijk dat mensen niet links konden zijn. Als je je verstand gebruikte, was dat toch niet mogelijk? Inmiddels kunnen we niet ontkennen dat ook niet-linkse mensen plausibele redeneringen kunnen onderbouwen. Vrienden van mijn ouders kregen voor het eerst buitenlandse mensen als buren en die vonden dat ontzettend ingewikkeld. Wij vonden dat onbespreekbaar. Laat ik het zo zeggen: we waren in die jaren veel te politiek correct.

En toen viel het eerste kabinet Den Uyl ook nog eens en kwamen, god betere het, Van Agt en Wiegel aan de macht. Hans Wiegel! Dat vond ik toen dus echt een verschrikkelijk man, al kan ik dat nu niet meer begrijpen, want hij is aardig en geestig. Ik herinner me dat als Wiegel op tv kwam, wij echt met afschuw keken. Het waren de jaren van de ultieme polarisatie. Er was totaal geen nuance: die deugde wel, dat deugde niet. Er was niet veel begrip voor andere standpunten.

Uw fascinatie voor politiek leed er niet onder. Toen we in 1962 tv kregen, keek ik met bewondering naar politici als Jaap Burger en Gerda Brautigam. Ik werd rond 1986 lid van een adviesgroep voor de PvdA-fractie en als ik dan in Den Haag was, bleef ik altijd hangen bij debatten. Dat was vaak vuurwerk en ook werd ik wel eens meegevraagd naar het perscentrum Nieuwspoort. Een geweldige sfeer, de omgangsvormen, de gesprekken. Er werd altijd iets te hard gelachen. Het had iets van een soort bonhomie. Een van de eerste keren dat ik Nieuwspoort binnenkwam, zag ik PvdA-fractievoorzitter Thijs Wöltgens kaarten met VVD-ster Annemarie Jorritsma, die steeds bulderde van de lach. Ik was dol op de humor, politici van verschillende partijen konden met elkaar de hardste grappen maken. Ik ben heel erg een Amsterdammer, dus een goeie harde grap kan ik wel waarderen.

U werkte als politiek-assistent voor staatssecretaris Tineke Netelenbos en fractievoorzitter Ad Melkert, en later kwam u in de Kamer als opvolger van Rob van Gijzel. U raakte meteen verzeild in het politiek hart. Als medewerker van Melkert zag ik van dichtbij waar en hoe de politieke besluiten werden genomen: aan de tafel van de fractievoorzitter van de grootste regeringspartij. Melkert was mijn baas, er moesten altijd meerderheden gezocht worden, liefst binnen de coalitie, maar soms ook met de oppositie. Uit de koker van een departement kwamen voorstellen en vervolgens werd er gekeken of fracties dat konden ondersteunen.

Dat klinkt bijna als Borgen of House of cards. Zo scherp als in House of cards was het zeker niet, maar er moest net als in Borgen worden gewheeld en gedeald. Ad Melkert was daar zeer goed in. Ik denk dat we daar té goed in waren, dat we te weinig zichtbaar maakten hoe we tot compromissen waren gekomen. De uitkomst van onze onderhandelingen werd aan het publiek gemeld, maar het bloed, het zweet en de tranen werden aan het zicht onttrokken. Terwijl kiezers natuurlijk wilden begrijpen dat we hadden geknokt om alles voor elkaar te krijgen. Dat hadden we niet door.

Dus u zegt eigenlijk dat Melkert een té goede politicus was? Ja, te vaardig in het vinden van moeilijke compromissen en die hij dan te loyaal verdedigde. Ik heb gezien hoe hij zich inzette voor het kabinet, hoe hij dagenlang bezig was dingen voor elkaar te krijgen, Gerrit Zalm kan daar nog boekdelen over vertellen. Ik was een Melkertiaan. Het is met hem in de politiek niet goed afgelopen, en dat vind ik zeer onterecht. Dat kwam niet alleen door Fortuyn, de moord, en die verkiezingen die daarop volgden. Ik denk dat Melkert vooral moeite had om de mensen dat modderige proces van besluitvorming uit te leggen. Achteraf gezien hadden we veel meer moeten praten met mensen in het land. Ik herinner me hoe we in verkiezingstijd over de Dappermarkt in Amsterdam liepen. Ik bungelde achter de kopgroep. Niemand kende mij en dus – dat zal ik nooit vergeten – kon ik horen hoe er over Melkert en het kabinet werd gesproken. Ik hoorde waar de mensen écht van wakker lagen. We moeten onszelf verwijten dat we onvoldoende wisten wat er speelde.

Wat speelde er dan? Dat de waarden, de omgangsvormen in buurten waren veranderd, onder meer door de komst van mensen uit andere landen en culturen. Voor mijn oma was een nette trap heel erg belangrijk. Voor haar sprak het vanzelf dat je met alle buurvrouwen tegelijk eens in de zoveel weken het trappenhuis ging schoonmaken. Mensen uit die nieuwe culturen wisten dat niet en ze begrepen elkaar niet. Het is een eenvoudig voorbeeld, zo’n trap, maar óns als PvdA ontging het hoe belangrijk dit voor mensen was. Te lang hebben we gezegd dat alleen al het benoemen van zo’n probleem discriminatie was. Dat was fout, simpel. Er was te weinig nadruk op de noodzaak van het leren van onze taal. Met de beste bedoelingen werden er in alle mogelijke talen folders voor nieuwe Nederlanders gedrukt. Er kwamen zelfs folders voor analfabeten. Dat was natuurlijk bezopen. Links zat er op veel punten naast, en daar betalen we nu nog steeds de prijs voor.

Wat mij opvalt is dat linkse partijen altijd helden zijn in zelfgeseling. Het lijkt wel of jullie zwelgen in wat jullie allemaal verkeerd hebben gedaan. Daar heeft u gelijk in. Andere partijen waren net zo verantwoordelijk voor wat Fortuyn destijds aankaartte, maar het lijkt wel of de PvdA alle schuld op zich nam.

Moeten jullie niet eens wat trotser zijn op wat er de afgelopen decennia wél is bereikt? Daar gaat uw nieuwe tv-serie toch ook over? Veel trotser. Véél trotser. Als je ziet wat er bereikt is. Als je ziet hoe mensen nu wonen, hoe onze gezondheidzorg is, wat we verdienen, hoe we werken, dat naar schoolgaan vanzelfsprekend is. Jonge mensen beseffen te weinig hoe goed ze het hebben. We mogen trots zijn, maar we moeten ons daar vooral niet in verliezen. De PvdA is de laatste decennia een bestuurderspartij geworden en dat is echt zorgelijk. De groep mensen die zich bezighoudt met politiek is veel te klein.

Trekt u zich dat zelf ook aan? U was gezichtsbepalend. Ik heb als voorzitter echt geprobeerd in de Tweede Kamer duidelijke taal te laten spreken en mensen erbij te betrekken. We moeten naar een ingrijpende vernieuwing van democratie. Neem het G1000-initiatiefvan de Vlaamse schrijver David van Reybrouck. Hij noemt dat ‘een cadeau aan de politiek’. Het idee is om met honderd tafels van tien zo veel mogelijk verschillende personen bij elkaar te komen en te praten over problemen en oplossingen. Die groep van 1000 mensen komt door loting tot stand.

Misschien kunt u via De Wereld Draait Door iets betekenen voor de G1000? Dat zou geweldig zijn! Als het kabinet Rutte I niet voortijdig gevallen was en ik nog twee jaar langer voorzitter van de Tweede Kamer was geweest, had ik graag meer willen doen voor dit initiatief. Een referendum is maar een kaal middel: het is ‘ja’ of ‘nee’. Veel interessanter is het om volksvertegenwoordigers met de samenleving in gesprek te laten gaan. Je zou de hele Eerste Kamer kunnen vervangen door een G1000. Volksvertegenwoordigers hebben snel het idee: doen wij het dan niet goed? Ja, natuurlijk wel, alleen is er een te grote afstand. Ik snap best dat er meer juristen en academici in het parlement nodig zijn, maar niet zoveel dat het volstrekt geen afspiegeling meer is van de samenleving. Ik ben een hartstochtelijk voorstander van, zoals De Internationale het noemt, ‘nieuwe vormen en gedachten’. Het kan altijd beter, Dat is de kern is de sociaaldemocratie.

CV

Gerdi Verbeet (1951) is vooral bekend als Kamervoorzitter, een functie die zij bekleedde van 2006 tot 2012. Ze was al vanaf jonge leeftijd actief binnen de PvdA, waar ze adviseur werd van Tineke Netelenbos en Ad Melkert. In 2001 kwam ze in de Tweede Kamer. Na haar vertrek betrok ze een paar aansprekende bestuurlijke functies, bij onder andere het Rathenau lnstituut, Paleis Het Loo en Siemens. Ze is vaste gast bij DWDD en schreef ook twee boeken. Vanaf dit najaar presenteert zij samen met Erik Dijkstra een programma over de arbeidersbeweging. Verbeet is getrouwd met PvdA-coryfee Wim Meijer, samen hebben ze zes kinderen en acht kleinkinderen.

TV

‘Op tv kijk ik alles wat met nieuws te maken heeft. ’s Avonds dus het Journaal, Nieuwsuur, Pauw en dan de herhaling van DWDD. En natuurlijk krimi’s. Ook kijk ik naar quizzen, daar kan ik van genieten. In de auto luister ik naar Radio 1. Soms naar Het oog op morgen en soms ook naar Vroege vogels, hoewel ik zelf geen vroege vogel ben. Ik luister ook vaak naar De nieuws BV. Klassieke muziek heb ik pas later leren waarderen, maar nu hou ik al heel lang van Bach. En van de muziek van Nynke Laverman, daar kan ik me echt in verliezen.’