Geweldige hengst

De Volkskrant, 7 april 2011

Het is niet heel warm buiten, maar ook niet onaangenaam. De zon schijnt voorzichtig, de geur van de naderende lente hangt verwachtingsvol in de lucht. In de straat voor mijn werkkamer lopen twee parkeerwachters, een grote stevigerd en een nogal dunne. Er komen wel vaker parkeerwachters voorbij, maar dit is de eerste keer dat ik eens goed naar ze kijk. Zonder dat ze mij zien volg ik hun tocht door de straat.

Afgelopen week had de KRO-actualiteitenrubriek Brandpunt een reportage over agressie tegen bonnenschrijvers in de hoofdstad. Alle Amsterdamse controleurs werden vorig jaar veelvuldig uitgescholden, bespuugd en bedreigd, velen hadden te maken gehad met ernstige mishandeling en zestien medewerkers waren zelfs slachtoffer geweest van poging tot doodslag.

In de reportage volgde een verborgen camera twee wachters, met een voorspelbaar resultaat: boze mensen, smoesjes, onbegrip en redeloze scheldpartijen (‘kankerhomo’s’). Aan het woord kwamen ook de onvermijdelijke bekende grachtengordelaars om hun mening over het fenomeen parkeercontroleurs te geven (meningen van BN’ers zijn per definitie interessanter dan de onbenullige opvattinkjes van het vulgus).

‘Je moet het eigenlijk niet zeggen, maar dan word je bekeurd door iemand die geen drie coherente zinnen kan zeggen, die geen twee passen correct achter elkaar kan lopen, en dan denk je: ah joh, wilde je dit vroeger worden?’ was de – behoorlijk incoherente – verzuchting van acteur Huub Stapel, die blijkbaar liever op de bon wil worden geslingerd door iemand met een universitaire opleiding. Agressie jegens geüniformeerde wachters begreep Stapel volkomen. ‘Weet je, op een gegeven moment krijg je de neiging om iemand een geweldige hengst voor z’n kanis te geven.’

Een neiging die velen niet kunnen onderdrukken. In de reportage zagen we een parkeercontroleur die de straat niet meer in wilde waar hij een tijdje daarvoor was gemolesteerd. Een andere man durfde na een afranseling sowieso niet meer geüniformeerd de weg op, hij was overgeplaatst naar een administratieve functie. Gehengst, getrapt en bijna vermoord om een parkeerbonnetje.

Ondertussen lopen de parkeerwachters nog steeds in mijn straat. Overigens in een wijk waar overdag nauwelijks iets te doen is en niet zo veel auto’s staan. De bewoners zijn naar hun werk. De grote stevigerd en de lange schuifelen langs de huizen. In mijn hoofd begint een Laurel & Hardy-achtig deuntje te klinken, terwijl de mannen nummerborden controleren van de wagens die er wel staan. Alle auto’s hebben een vergunning of een parkeerticket, er vallen geen bonnen uit te schrijven, in deze buurt is niets te doen.

Op een meter of vijftig van mijn huis staan ze stil. Ze praten wat, ze kijken om zich heen, met de besluiteloosheid van toeristen op hun laatste dag in een stad waar ze alles al hebben gezien. De geur van de naderende lente hangt nog almaar verwachtingsvol in de lucht.

En dan vertrekken ze weer, de dikke en de dunne. Lekker in de zon. Babbelend. Voetje voor voetje door de van mensen verlaten straat. Ik gun het ze van harte. Liever dat ze in mijn rustige wijk een beetje slampampen en nietsnutten dan dat ze elders in de stad door de kleinburgers en Huub Stapels van de wereld een geweldige hengst voor hun kanis krijgen om een paar lullige tientjes.