Glimlach

De Volkskrant, 17 juni 2008

Mijn bewondering voor Martin Bril was al broekspannend, maar is nog meer gegroeid. Ik ben geen dagboekschrijver en ook maak ik doorgaans nauwelijks aantekeningen van de dagelijkse waanzinnigheden. Er is één fase in mijn leven geweest waarin ik wel nauwgezet noteerde wat ik meemaakte, niet voor mezelf, maar voor mijn pasgeboren zieke zoon. Anderhalf jaar geleden zat ik in mijn zoons hoekje op de intensive care, met mijn laptop op schoot. Een van mijn aantekeningen luidde: hij glimlacht in zijn slaap.

Hoe simpel deze vijf woorden, toch waren ze verbijsterend. Op de intensive care heerste een vreemde rust, die af en toe werd verstoord door een toeter of een belletje. Met ingehouden adem keek ik naar het tevreden trekje van mijn zoons mondhoeken. Dat het mogelijk was om in zijn situatie nog te glimlachen, deed me slikken en tranen wegknijpen. Hij lag welgeteld aan vijftien snoeren, lijnen, draden en slangen. Hij had hartslagplakkers op zijn borst, er zat een voedingssonde in zijn ene neusgat en een beademingstube in zijn andere, hij kreeg infusen op vier plaatsen in zijn lichaam, zijn bloeddruk werd gemeten, hij had een bloedaftappunt uit een vat in zijn lies, er plakte een lampje aan zijn grote teen, zijn pies verdween via een slangetje naar een plastic opvangzak en in zijn kont zat permanent een thermometer – en tóch lag hij te glimlachen. ‘Het zal de morfine zijn’, zei de zuster. ‘vandaar ook zijn trillende onderlipje’, legde ze uit. Dat was de onderlip van iemand die high is van een shot verdovend middel. Zes weken was hij nog maar, en nu al aan de drugs.

Tot twee keer toe kreeg hij een grote buikoperatie. Velen zeiden in die dagen dat het moeilijk is ‘gradaties in leed’ aan te brengen, maar ik had daar geen moeite mee. Al het leed in mijn leven kon niet op tegen de aanblik van dat weerloze zakje mens op dat bedje in de IC. Bij zijn tweede operatie verbleef hij ruim zeven uur op de OK, uren waarin mijn vrouwen ik wachtten in de ouderkamer, mijn vrouw met tijdschriften op schoot (die ze niet las) en ik met een schrijfblok, waarin ik vele aantekeningen maakte. Dit is zoals gezegd niet hoe ik gewoonlijk werk. In het dagelijks leven noteer ik soms een inval maar niet omdat ik de gedachte anders zou vergeten. Ik heb mijn opschrijfboekjes niet nodig, maar zoals een voetballer voor een wedstrijd soms een balletje hooghoudt, maakt een schrijver notities (in wetenschap dat het echte schrijven zich voltrekt aan een bureau, in alleengelatenheid).

Wachtend in die ouderkamer schreef ik voor mijn zoon. Als ik niet opschreef wat er gebeurde en hoe het hem verging, dan zou van zijn geboorte en verblijf in het ziekenhuis later niet meer overblijven dan wat foto’s, een paar anekdotes en wat littekens hier en daar wat mij het meest verbaasde aan dat bundeltje weerbarstige tumorcellen in zijn alvleesklier was hoe snel alles ontzettend onbelangrijk was geworden (boeken, recensies, het gedrag van anderen), op één ding na: de liefde voor hem en voor elkaar. Daar hadden we geen ziek kind voor nodig, maar het gebeurde toch. Zes weken oud was hij nog maar, en hij had zijn ouders nóg dichter bij elkaar gebracht.

En nu – anderhalf jaar later – kunnen we zonder terughoudendheid vaststellen dat het erg goed met hem gaat. Het enige dat hij aan zijn operaties heeft overgehouden, ik noteer het toch maar: hij glimlacht nog steeds in zijn slaap.

Martin Bril is afwezig en wordt vervangen door Ronald Giphart