de Volkskrant, 7 juni 2011
Afgelopen weekend werd ik door een Groningse fotograaf – Gerhard Taatgen voor wie het per se weten wil – meegenomen naar het mooie Noord-Groningse dorpje Leermens, voor een portret bij een eeuwenoude kerkje aldaar. Wandelend over het kerkhofje wees Taatgen me op de rustplaats van een vrouw genaamd Anje O. Groot (1817-1889). In grote letters stond op de zerk een bijzonder staaltje grafpoĆ«zie: ‘Afgemat door hooge jaren / uitgeteerd door ziekte en pijn / Moest zij in een grafkuil dalen / en een prooi der wormen zijn.’
Was dit humor of een zwaar gereformeerde waarschuwing? Elders op het kerkhofje een steen met de zin: ‘Sta wandelaar en lees / wiens overschot hier zij / en denk er aan / dit lot / treft vroeg of laat ook mij.’ Misschien een waarschuwing en grap tegelijk?
Weer thuisgekomen verdiepte ik me in grafschriften en humor. Het bekendste grafschrift uit de Nederlandse literatuur is natuurlijk geschreven door De Schoolmeester (pseudoniem van Gerrit van de Linde, 1808-1858), een van de grootste taalvirtuozen die de Nederlandse literatuur ooit heeft gekend: ‘Hier ligt Poot: / Hij is dood.’
Mijn eigen schoolmeester, dhr. Van Bueren van het vak Nederlands, liet ons vroeger zelf grafschriften schrijven, om ons te laten ervaren hoe moeilijk deze literaire vorm is. Mijn bijdrage destijds: ‘Hier ligt Van Bueren / Het mocht niet langer dueren.’
Karel van het Reve bestempelde in zijn Huizinga-lezing literatuurwetenschap als zinloos, omdat deze niet in staat zou zijn te verklaren waarom het grafschrift van De Schoolmeester over Poot wel literatuur is, en dit nauwelijks: ‘Hier ligt Reve / hij kon niet langer leven.’
Ik weet niet of literatuur zo makkelijk te vangen is in een verklaring of definitie, maar het grafschrift over Poot op z’n minst een grotere lach dan het epitaaf over Reve. Gerrit Komrij heeft uit bewondering voor De Schoolmeester ook alvast een grafschrift voor zichzelf geschreven: Hier ligt Komrij: / ik denk dat ik omrij.”