Gratis geld

De Volkskrant, 11 oktober 2011

Soms kan iets dat is kwijtgeraakt lang knagen. Ooit verloor ik de pen waarmee ik een boek schreef, een verlies waaraan ik altijd denk als ik langs de plek loop waar het kloteding volgens mij zeker moest liggen. Soms kan iets dat is kwijtgeraakt ook kort knagen. Een tijdje terug nam ik een paar happen van een boterham, waarna ik het restant ergens moet hebben neergelegd toen ik werd gebeld. Ik heb de gewoonte dingen gedachteloos te verplaatsen of weg te leggen terwijl ik telefoneer. Nadat ik had opgehangen, bleef er iets in mijn hoofd spoken. Eerst wist ik niet waar mijn ongemakkelijke gevoel vandaan kwam, tot ik mij mijn broodje herinnerde, dat ik vervolgens nergens meer kon vinden (net als velen word ik regelmatig geteisterd door het mysterie van de verdwenen halve boterhammen).

Ik dacht hieraan toen ik van de week ergens een verplichting had. Soms kan iets dat is kwijtgeraakt ook helemaal niet knagen. Het decorum schreef bij die gelegenheid voor dat ik een pak moest dragen, maar al mijn pakken bleken vies, kreukelig of uitgescheurd. Het decorum schreef voor dat ik niet met een rafelig, stinkend of kapot pak mocht verschijnen.

Zuchtend zocht ik in mijn klerenkast naar een alternatief. Achterin zag ik een oud kostuum hangen dat uit mijn bewustzijn was verdwenen. Lang geleden had ik het aangeschaft, maar helaas niet zo lang dat de maten en vormen alweer terug in de mode waren.

Kijkend naar kledingstukken van mij en anderen stel ik regelmatig vast: dus dit was ooit het mooiste in het rek? Destijds was ik erg blij met mijn pak geweest, zoveel kon ik me nog herinneren. Het was beige ribfluweel, kleding die voornamelijk werd gedragen door huisartsen, hippe dominees en schrijvers. Er zaten nog net geen leren lappen bij de ellebogen.

Het pak zat in een plastic hoes van de stomerij. Ik haalde het hier uit en paste het jasje. Gemeten naar de huidige maatstaven – dankzij Matthijs van Nieuwkerk moeten mannen tegenwoordig hun afgetrainde lichamen persen in kinderjasjes en broeken met pijpen zo dun als pvc-buizen – was het hopeloos verouderd, maar voor de gelegenheid die mij noopte op zoek te gaan naar een net pak, kon het volstaan.

Werktuigelijk doorzochten mijn vingers de zakken van het jasje. Plotseling haalde ik met twee vingers een briefje van vijftig euro uit het zakje aan de voorkant. Vijftig euro. Anderhalve seconde later voelde ik een ongekend geluksgevoel door mijn lichaam stromen. Vijftig euro in tijden van crisis. Hoe kan het dat ik zo’n bedrag was vergeten? Verloren geld. Gratis geld!

Het vreemde is dat ik ieder moment bij een geldautomaat een briefje van vijftig kan trekken, maar dat dit me toch niet zoveel vreugde geeft als een gevonden vijftigje. Goed, ooit was ik het bedrag ook kwijtgeraakt, maar dit was ongemerkt gebeurd en had niet geknaagd. Nu ik het briefje terughad, schoot me met een kwispelend gevoel van opwinding direct te binnen wat ik met het geld kon doen. Boeken kopen! Naar de kroeg! Cd’s! Wijn! Whisky! Cadeautjes! Truffels!

J.C. Bloem dichtte ooit ‘alles is veel voor wie niet veel verwacht’, een regel waarnaar ik graag probeer te leven.