Grutjes

Verscheen op 8 maart 2008 in Volkskrant Magazine

Fotografie: Arjan Benning

Krentjebrij, raasdonders, lapskous, rotmok en… grutjes

Zo’n beetje alle voedseldeskundigen zijn van mening dat je kinderen nooit moet dwingen te eten. Ik ben het daar hartgrondig mee eens. Althans in theorie, want in praktijk hoor ik mezelf tegen mijn kinderen net zo moedeloos zeuren als mijn ouders destijds tegen ons. Eet nou toch eens dóór. Nee, dat eet je wél op. Nee, de hélft. Nee, de ándere helft. Als je nou niet dóóreet, mag je straks géén tv-kijken.

En dat terwijl ik me ooit plechtig heb voorgenomen mijn kinderen niet aan rigide eetregimes te onderwerpen. Dat was na een traumatische aanvaring met mijn moeder. Mijn moeder was een erg goede kokkin, die ervan hield gerechten te bereiden uit de oud-Hollandsche keuken. Dat hoorde bij een verantwoorde opvoeding, vond ze, en dus maakte ze balkenbrij, hazenpeper, hete bliksem, watergruwel, krentjebrij, bessola, rijstebrij, raasdonders, lapskous (met lam en gekookte bietjes, heerlijk), rotmok en wat niet al.

En… grutjes. Alleen het schrijven van het woord maakt me misselijk. Grutten zijn geweekte, gekookte zaden van boekweit en smaken net zo walgelijk als ze klinken. De spijsgoden zijn geprezen dat deze brokjes uit de Nederlandse keuken zijn verdwenen. Grutjes hebben de laagste tafelgewoonten in mij losgemaakt. Ik heb grutjes verstopt in mijn servet, terug in de serveerschaal geprakt als mijn moeder niet keek en weggemoffeld in mijn drinkbeker. Mocht dit allemaal niet lukken dan was de truc de grutten meteen zonder te proeven door te slikken. Nooit kauwen, want dat was de dood in de pot.

Kauwen was proeven was walgen.

De meest traumatische eetervaring was deze. Ik weigerde pertinent een bord grutjes te eten, waarop mijn moeder reageerde met een zin die ik mezelf tegen mijn eigen kinderen hoor zeggen: ‘Al blijf je de hele nacht zitten, dat bord gaat leeg.’ Met lange tanden nam ik een paar happen zonder te proeven. Mijn moeder verdween naar de keuken en op dat moment kwam het. Of beter: kwamen ze. Dankzij een antiperistaltische beweging kwamen de door mij genuttigde grutten weer terug op mijn bord. Toen kwam mijn moeder weer terug de kamer binnen. ‘Eet nou even dóór! Afrikaanse kinderen zouden een moord doen voor grutjes!’, riep ze. ‘Maar ik heb overgegeven!’, riep ik terug. Nu zien uitgekotste grutten er precies hetzelfde uit als hun gewone broertjes. Mijn moeder dacht dat ik weer eens onder mijn maaltijd probeerde uit te komen en liet genadeloos mij mijn bord opeten. Tussen mij en grutjes is het nooit meer goed gekomen.