Happiness

De Volkskrant, 25 oktober 2011

Het is op deze dinsdagochtend maandagmiddag, hoewel het voelt als zaterdagavond, terwijl ik al sinds donderdagnacht niet meer behoorlijk heb geslapen. Vermoeidheid, desoriëntatie, gebrek aan eetlust, slaapstoornissen – de symptomen van een jetlag.

Gisteren probeerden velen in het vliegtuig terug van New York naar Schiphol te slapen (alleen al bij het typen van dat woord worden mijn oogleden zwaar), maar ervaringen in het verleden hebben geleerd dat ik uitsluitend vermoeider raak van krampachtige, bijna woedende pogingen weg te doezelen in een vliegtuig. Om me heen zag ik reizigers aandoenlijk worstelen met kussentjes, dekentjes en opblaasbare schoudersteunen, terwijl ik bij het licht van een privélampje las in tijdschriften en het laatste boek van P.J. O’Rourke (Don’t Vote, lt just Encourages The Bastards).

Ergens in een glossy de aankondiging dat er in navolging van New York en Parijs ook in het ultra-trendgevoelige Amsterdam tegenwoordig restaurants verschijnen waar luxe kan worden ontbeten. Dat moet een nieuwe rage gaan worden. Och toch. In een ander blad het bericht dat het in New York uitermate hip is om te ‘dubben’ in hotels in plaats van discotheken. Dat kan ik helaas bevestigen.

Wij verbleven in een Manhattans hotel met een zwembad en een nachtclub op het dak van de 16de etage. Op onze bonte vrijdagavond maakte ik met mijn oudste zoon een laatste wandeling in onze wijk. Bij terugkomst stond er voor de ingang van ons hotel een rij New Yorkse party people. Een stampende beat waaide uit de verduisterde hal.

Plotseling bevonden we ons in een roman van Jay McInerney: voor het hotel stopte een witte limousine waaruit een groep uitgedoste gillende jonge vrouwen stapte. Mijn zoon van 13 keek kwispelend toe, maar het werd ons niet gegund lang in de rij te staan en ons te verbeelden dat wij gingen meeclubben, want door een portier werden wij, Very Important Not-Invited Persons, via een zijdeur naar binnen geloodst.

P.J. O’Rourke heeft in zijn boek een digressie over het begrip happiness, zoals dat voorkomt in de Amerikaanse Declaration of Independence uit 1776. In tegenstelling tot de Engelse Magna Carta, het Nederlandse Plakkaat van Verlatinghe, de Franse Déclaration des Droits de I’Homme et du Citoyen en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens komt in de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring een begrip voor dat bij alle andere ontbreek: the pursuit of happiness, het nastreven van geluk.

En daarmee zijn Amerikanen het enige volk voor wie geluk een vanzelfsprekend recht is. Over de vraag wat happiness precies inhoudt, kan worden gediscussieerd, maar dat New Yorkers er op alle mogelijke manieren naar zoeken, maakt een verblijf op Manhattan goed duidelijk.

Vrijdagnacht, zaterdagochtend eigenlijk, luisterden mijn vrouw en ik naar de dreunende clubgeluiden boven ons. Wij lagen op de 10de etage, op de 16de werd groots gefeest. A city that never sleeps. ‘Springen ze nu zelfs in het water? Zouden ze skinnydippen?’, vroeg mijn vrouw, toen we de zwembadgeluiden hoorden. De feesten waar we niet bij zijn, spreken altijd meer tot de verbeelding dan de feesten die we wel bezoeken. Vertederd is het woord niet, maar met een blijmoedige berusting gunden we de New Yorkse jeune beau monde op dat moment hun geluk, iets waarvan ik met de jetlag van nu toch spijt heb.