Haussen

Kijk Magazine, juli 2001, nummer 7

Een redactrice van dit blad gaf me een erg mooi compliment: ze vertelde dat KIJK zo nu en dan gebeld werd door bezorgde bibliothecaresses van scholen met de vraag of de redactie naast mijn column een advertentie kon plaatsen, zodat ze mijn pagina en die advertentie tegen elkaar konden plakken en de argeloze scholiertjes hun gemoed niet hoefden te verstoren met het lezen van mijn wetenswaardigheden over de laagste driften van de mens (seks, eten, overleven, lezen). Welnu, speciaal voor alle bezorgde bibliothecaresses zal ik deze maand een onderwerp behandelen dat niet hoeft te worden weggeplakt. Het gaat over een wel erg lage drift van de mens: de neiging zich het hoofd op hol te laten brengen.

Ik schrijf deze column in het mini-tuintje van mijn peperdure kabouterhuisje nabij het centrum van Utrecht. Inmiddels is de prijs van dit hutje sinds we er wonen zo’n beetje verdubbeld en nog steeds worden de huizen om ons heen steeds duurder. Waarom laat iedereen zich zo het hoofd op hol brengen? Komt er ooit een einde aan die prijsstijging? En is het normaal dat mensen zich zo verliezen? Het antwoord op de laatste vraag luidt: ja, dat is normaal. De kans is niet onwaarschijnlijk dat de overoveroveroveroveroveroveroveroveroveroveroverovergrootvaders van de gemiddelde KIJK-lezers zich in de Gouden Eeuw (zeg maar tussen 1600 en 1700) het hoofd op hol hebben laten brengen door een opmerkelijk hebbedingetje.

Gokken

De Zeven Verenigde Provinciën der Nederlanden hadden zich de eeuw daarvoor losgemaakt van de Spanjaarden en gingen door het leven als republiek. Niet meer onder het juk van de katholieke Spanjaarden ging het ons land plotseling zeer voor de wind. Alle handel ging via onze havens en koopmannen naar de rest van West-Europa, dus werden we steeds rijker. De inwoners van de Republiek waren zeer saaaaaie mensen, zeg maar van het type bibliothecaresse.

Door heel Europa stonden Nederlanders bekend als stug, streng moralistisch en bovenal onvoorstelbaar zuinig. Het gemiddelde Nederlandse gezin verdiende per jaar tussen de 300 en 500 gulden, waarvan tussen de 60 en 100 gulden werd gespaard. Nu waren de Nederlanders destijd niet alleen erg zuinig, ze hielden ook van gokken. Veel mensen investeerden in zeer risicovolle scheepsreizen naar Azië (winstmarges van 400 procent) en ook waren er veel loterijen.

En toen deed in het begin van de zeventiende eeuw de tulp zijn intrede in Nederland. De tulp? Ja, de tulp. De geschiedenis van de tulp in Nederland wordt prachtig beschreven in het boek Tulpengekte van de geschiedkundige Mike Dash.

De tulp is een niet al te simpel te kweken bolbloempje uit het Midden-Oosten. Omdat in de Nederlanden alleen de erg rijken zich tijd en ruimte voor een bloementuin konden veroorloven bleef de tulp aanvankelijk een speeltje voor de elite. De echte kenners begonnen halverwege de jaren dertig van de zeventiende eeuw meer en meer te betalen voor bijzondere tulpenbollen, zoveel dat het begon op te vallen (soms wel honderd gulden per bol). Aangetrokken door deze prijzen storten velen zich in de moeilijke tulpenkweek, maar de prijzen bleven stijgen. Omdat tulpenbollen de helft van het jaar onder de grond zitten kwamen er opties op tulpen, en ook de prijzen van deze opties stegen. Plotseling wilden veel nuchtere Hollanders een graantje meepikken van de winst op tulpenbollen. Met speculeren in de tulpenhandel was groot geld te verdienen. De prijzen van de bollen stegen en stegen. Sommige bollen verwisselden per dag wel tien keer van eigenaar.

Het was begin 1637 niet ongebruikelijk dat er voor één tulpenbol duizenden guldens werd neergeteld. Voor een schip, een kudde ossen of een groot grachtenpand betaalde je destijds even veel. Als de waarde van een product niet in verhouding staat tot de betaalde prijs spreekt men van een hausse. Op het hoogtepunt van de gekte werd voor één bol 5200 gulden betaald.

Paniek

En toen was het plotseling afgelopen. Een week na deze verkoop probeerde een handelaar zijn peperdure bollen voor nog meer geld te verkopen, maar niemand durfde zich verder in de schulden te steken. De man bood zijn bollen goedkoper aan, en nog wilde geen enkele medehandelaar met hem in zee. De eerste week van februari 1637 kelderen de prijzen van tulpen. Bollen die een week daarvoor nog 1250 gulden kostten, gingen nu voor niet meer dan 50 gulden van de hand. Iedereen was in paniek. Handelaren die tulpen hadden gekocht met toegezegde bedragen voor andere tulpen konden niet aan hun verplichtingen voldoen. De markt klapte in elkaar en duizenden zuinige Nederlanders gingen failliet.

Zo’n hausse als die van de tulpen komt vaker voor. Flippo’s (hoogste prijs: één flippo voor 25.000 gulden), Pokémon-kaarten, huizen, internetbedrijven. De mens heeft niets geleerd van de tulpengekte. Alles wat een beetje schaars is en door echte liefhebbers gewaardeerd wordt, kan in principe rijp zijn voor windhandel à la de tulp of de flippo. Exemplaren van KIJK bijvoorbeeld zouden in de toekomst zeer geschikt zijn om te haussen. En dan met name KIJKs waarin deze column niet is vastgeplakt aan de advertentie hiernaast. Mijn advies is dus: pas op met die lijmkwast, bibliothecaresses.