De Volkskrant, 24 juli 2008
Een paar maanden geleden at ik bij een kennis een lekker visje. Achteloos vertelde hij dat hij het zelf had gerookt. Hij had in zijn achtertuin een klein rookoventje gebouwd, waarin hij allerhande etenswaar in de walmende houtmot hing: vissen, garnalen, hammen, groenten. Het aantal geuren dat een mens kan onderscheiden wordt geschat op 200 duizend, en velen daarvan hingen in de tuin van mijn vriend: de heerlijke complexe geur van smeulend hout (die volgens wetenschapper Howard McGee onder andere kan ruiken naar kokos, perzik, brood, groene appels, vanille). Zelf je eten roken, dat is toch een droom?
Het kostte me twee avonden van mijn leven om te duiken in de fascinerende wereld van het thuisroken, want er bleken vele modellen rookovens, merken, soorten houtmot, clubs, regels, sites, fora, filmpjes en noem maar op. Het is een moedeloosmakend besef: er zijn zoveel werelden waar we geen weet van hebben.
In vroeger tijden was roken louter een conserveringsmethode en nam men de rooksmaak op de koop toe, tegenwoordig kan iedereen in zijn eigen keuken alles roken wat er te roken valt (en het is nog legaal ook, je hoeft er geen apart kerkgenootschap voor op te richten).
De rookoven die ik mijn vrouw voor haar verjaardag cadeau gaf was er een van het merk Camerons, een braadslee in vermomming, geleverd met twee soorten smoking chips: alder voor een nootachtige walm en apple voor een lichte fruitgeur. Wat ontzettend leuk. Zei mijn vrouw. Echt. Ze was er heel blij mee. Inmiddels hebben we het ding een paar keer gebruikt. Onze gerookte zalm smaakte alsof we een moot hadden gewenteld in een volle asbak en onze gerookte varkenshaas smaakte naar sigarenvlees.
En ik had eigenlijk beter moeten weten. Een paar jaar geleden keken mijn vrouwen ik regelmatig naar Time Team, een Brits archeologisch programma waarin een clubje wetenschappers een weekend lang een braakliggend terrein mocht omwoelen, op zoek naar vondsten uit vroeger tijden (het bestaat nog steeds, maar hier wordt het niet meer uitgezonden, helaas).
Vaak werden er spectaculaire dingen opgegraven, niet alleen in Groot-Brittanniƫ, maar bijvoorbeeld ook in Leidsche Rijn, waar het Time Team in 2006 een Romeinse boot wist bloot te leggen. Het programma werd gepresenteerd door de acteur die Baldrick speelde in Blackadder, en dit deed hij zo aanstekelijk dat ik destijds voor de verjaardag van mijn vrouw een bijzonder cadeau bedacht: een metaaldetector.
Het kostte me twee avonden van mijn leven om in de fascinerende wereld der gronddetectoren te duiken, want er bleken honderden modellen, merken, clubs, reglementen, sites, fora, filmpjes en noem maar op. Er zijn zoveel werelden waarvan we geen weet hebben.
Mijn vrouw reageerde verrukt toen ze het pakpapier van haar fonkelnieuwe Maquant MD-3009 had verwijderd, Een metaaldetector, met traploos instelbare gevoeligheidsfunctie en pinpoint voor dieptebereik. Wat ontzettend leuk. Echt. Ze was er heel blij mee, zei ze, al zag ik aan haar glimlach dat ze het ding nooit zou gaan gebruiken.
Voor de vorm heb ik zelf een paar keer met het apparaat door mijn achtertuintje gewandeld, luisterend naar de lullige bliepjes van het ding, maar na drie keer was de lol er wel vanaf. Niks geen middeleeuwse munten of koperen grafheuvelornamenten uit het Neolithicum, nog geen roestig lipje van een frisdrankblikje gaf mijn tuin prijs.
Inmiddels staat de detector alweer een paar jaar in een hoek van mijn kelder te wachten tot archeologen het op een dag zullen opgraven. Samen met onze rookoven.
Martin Bril is 18 augustus terug in de krant. Tot die tijd verschijnen berichten en gedichten van hem op internet, zie vk.nl/bril.