Hengelen naar de kern

HP / De Tijd 8 oktober 1993, Kunst & Genot

Na de roman ‘Groente‘ (deel G) en de verhalenbundel ‘Cicerone‘ (deel C) is onlangs het dertiende deel van Atte Jongstra’s 26-delige alfabetische prozacyclus verschenen, ‘Het huis M.‘ (deel M). Op zijn 59ste moet deel Z verschijnen, maar ‘ik ben pas echt tevreden als ik dat laatste boek net niet voltooi.’

De werkkamer van Atte Jongstra (37) is niet de overweldigende, met duizenden boeken afgeladen cour d’intelligence die ik me had voorgesteld na het lezen van zijn met ontelbare weetjes en verwijzingen doorspekte romans en verhalen. Met een stevig Fries accent vertelt Jongstra dat hij, op zijn naslagwerken na, heel veel boeken de deur uit heeft gedaan. “Het lezen als bron voor mijn boeken is behoorlijk aan het afnemen,” legt hij uit. “Voor mijn nieuwe en derde roman Het huis M. heb ik nog geen kwart gelezen van de boeken die ik voor Groente las. Ik lees tegenwoordig ook niet meer voor mijn plezier, hoewel ik me weleens vermaak tijdens het lezen. Lezen is werken. Ik lees nu voornamelijk boeken over metselen, het gebit, toiletgelegenheden, banketbakkerskunst en dergelijke. Op mijn openingsvraag waarom hij schrijft, repliceert Jongstra: “De vraag moet eigenlijk zijn: waarom publiceer je? Voor mij is dat omdat ik geldingsdrang heb, omdat ik sporen wil achterlaten en zelf sporen wil zoeken. Ik heb het altijd betreurd dat er in mijn familie maar zo weinig verhalen voorkomen. Als kind al heb ik mij ten doel gesteld om dan maar zelf sporen achter te laten. Mijn nieuwe boek heb ik aan mijn ouders opgedragen omdat er modder- en strontschippers in voorkomen die vroeger ook echt in mijn familie hebben rondgevaren.”

Anders dan in de meeste verhalen uit de bundel Cicerone en zijn’ encyclopedische roman’ Groente heeft Jongstra, van huis uit Neerlandicus, in zijn nieuwe roman een verhaal ‘van a tot z’ proberen te vertellen.

“Dit is absoluut een ‘democratisch boek’, een gezellige vertelling voor iedereen. Op zich vind ik het geen kwaliteit van een boek als je er gedachtenloos doorheen kunt schieten, maar dat wil niet zeggen dat ik geen aangename verhalen door mijn boeken rijg. Verpozen is wel degelijk een van mijn taken. Mijn theorie is: als mensen zich niet vermaken, lezen ze niet door. En àls je een boodschap hebt, moet je die er vervolgens zo in leggen dat een lezer niet denkt: ‘Mij te zwaar, morgen maar.'”

Jongstra, wiens debuutroman De psychologie van de zwavel in 1990 genomineerd werd voor de AKO-prijs, heeft met Het huis M. een toegankelijker boek willen schrijven dan zijn vorige werken. “Mijn vroegere proza geeft zich niet zo snel gewonnen dat erken ik wel. Het zijn uiteraard geen gedachtenloos bij elkaar geplakte teksten, hoewel sommigen dat wellicht denken. Er zitten in mijn boeken veel verbanden, en ik zie in dat die tamelijk moeilijk terug zijn te vinden. Misschien zouden lezers boeken eens vaker moeten lezen. Ik vind een boek geslaagd als je er bij herlezing steeds meer in ontdekt; feitjes, toespelingen en vooral samenhang. Dat ik nu een’ gezelliger’, veel toegankelijker verhaal vertel, is geen toegift voor de verkoop. Ik vind het absoluut beter dan mijn vorige boeken. Dat moet toch een beetje je ambitie zijn: steeds een beter boek te schrijven.”

Dat Jongstra het tegenwoordig zijn taak noemt de lezers te verpozen, is in tegenspraak met wat hij enkele jaren terug nog beweerde, namelijk dat een schrijver tot hoofdtaak heeft de lezer te ontregelen en te irriteren.

“O jee, heb ik je nu al ontregeld of geïrriteerd?” antwoordt hij pesterig. “Als je nee zegt, moet ik beter mijn best doen! Zelf hecht ik over het algemeen weinig waarde aan boeken die me bevestigen in wat ik al dacht. Dat vind ik saai. En een boek als De naam van de roos valt mij tegen omdat Eco het raadsel dat hij oproept tot de laatste letter toe ook oplost. Ik vind dat je de lezer juist na het boek moet laten doorsidderen.

Het ontregelen en irriteren van de lezer is niet zozeer leuk, het is een ernstige taak. In het ideale geval doet een tekst de lezers de dingen anders zien dan hij ze eerder zag.” Waarom toch?

“Ik heb eens een uitspraak van Relus ter Beek gelezen: ‘Ik wil niet hovaardig klinken, maar het is zó en ik heb de zekerheid van mijn gelijk.’ Op het moment dat iemand dat zegt, is er geen ruimte meer in zijn hoofd voor andere mogelijkheden. En er zijn vrijwel altijd meer mogelijkheden. Sterker nog: de wereld is in mijn visie een optelsom van mogelijkheden. Joegoslavië is een mooi voorbeeld. Eerst waren de Kroaten de juiste partij, toen de moslims. En nu blijken de moslims ook weer verkeerd te zijn; je komt er niet uit. Het is mijn taak om als schrijver tegen de mensen te zeggen: twijfel bij alles wat je hoort, ziet of leest. Ga er niet van uit dat je de waarheid zult vinden. Deze boodschap is ouder dan de weg naar Rome, maar ik verkondig haar omdat je haar niet vaak genoeg kunt verkondigen.”

De waarheid, de kern, is volgens Jongstra onbereikbaar. In Cicerone staat het verhaal Hengelen naar de kern dat slechts bestaat uit het notenkatern van een boek over vissport. De lezer moet zelf maar gissen naar de oorspronkelijke tekst. Het hengelen is voor Jongstra erg belangrijk, al zal hij de kern nooit vangen. “Ik cirkel eromheen,” legt hij uit, “maar nooit zal ik hem kunnen formuleren. Wat moet je namelijk in godsnaam doen als je de kern bereikt hebt? Wat moet je doen als je helemaal naar Santiago de Compostela bent gelopen en daar aankomt? Het gaat om het reizen, niet het reisdoel. Het zoeken, niet het vinden. In de liefde is het net zo. Niks blijft zo lang in je geheugen nadenderen als een onvervulde liefde. En als je een vrouw gevonden hebt, maak je je druk om wat er allemaal mist en onvervuld blijft. Er is namelijk, zoveel meer mogelijk dan wat er is benut.

Met Het huis M. heeft Jongstra een ‘realistisch’ boek over dit onderwerp geschreven. “Het huis M. is een roman over de werking van het geheugen, met alle beperkingen van het medium literatuur. Het geheugen springt van de hak op de tak, zo zit dit boek dus ook in elkaar. In het menselijk brein leeft een faculteit die van flarden van verhalen één geheel breit. De verhalen hebben de neiging zich als afgerond te presenteren, en dan maakt het op dat moment niet meer uit of ze met de werkelijkheid overeenkomen. Maar natuurlijk is het onmogelijk het geheugen met minutieus realisme te beschrijven.”

In Het huis M. draait het allemaal om een brute moord. Het boek bestaat uit de memoires van de verdachte hoofdpersoon, die hij geschreven heeft om zich vrij te pleiten. Vele politieagenten spelen een rol in dit boek. “Het gaat om de methode die de politie gebruikt, die niet veel verschilt van de methode van Freud of de methode die in de kunstgeschiedenis wordt gebruikt om een schilderij terug te voeren op Rembrandt: aan de hand van altijd te weinig gegevens uit proberen te zoeken hoe het in elkaar heeft kunnen zitten.”

Een van de politieagenten stelt een computerprogramma op waarmee de werkelijkheid gemanipuleerd kan worden, een virtual reality. Alle gegevens van de mensen en de dingen uit het dorp van de hoofdpersoon zijn levensecht ingevoerd. In plaats van daadwerkelijk te moorden en te verkrachten, stelt de agent de dorpelingen voor dat ze dat iedere maand achter het scherm op het politiebureau komen doen. Dan wordt er geen bloed vergoten en is er niemand schuldig. “Toch een prachtige utopie!” roept Jongstra enthousiast. “Waarom zou je nog moorden als je de moord zo vaak als je maar wilt op het scherm kunt uitvoeren? Dit maakt een einde aan de misdaad!”

Wanneer we bedenken dat een boek in feite ook een virtual reality is (de woorden van Jongstra zelf), doemt de vraag op of de veelvuldige beschrijvingen van verkrachting en moord in Het huis M. misschien ook bedoeld zijn om de schrijver van het moorden en het verkrachten af te houden. “Ja, misschien wel. Al moet ik opmerken dat ik de neiging om te verkrachten en te moorden pas krijg als ik mijn tekstverwerker aanzet en dat die verdwijnt als ik hem weer uitschakel.”

Het huis M. is het dertiende deel van de 26-delige prozacyclus die verloopt via de letters van het alfabet: het Modern Gebeugenlexicon. Alle boeken in deze serie zullen geschreven worden als memoires en herinneringen. Om het geheugen en zijn werking te beschrijven, maakt Jongstra nogal eens gebruik van metaforen: een warenhuis (met heel veel personeel), een immens huis (met heel veel kamers), een plattegrond (met heel veel straten) et cetera. Hoeveel metaforen gaat hij er nog bij verzinnen? Of met andere woorden: staat het hem niet tegen om zich nog 22 jaar met het geheugen te moeten bezighouden? Jongstra, lachend: “O, het is gewoon een kwestie van ’s ochtends op tijd naar mijn werkkamer, tijdens de lunch mijn broodtrommeltje openen, ’s middags om vijf uur stoppen en niet zeuren over inspiratie, maar gewoon doorwerken. Je hebt van die schrijvers die zich elke avond in de juiste, geïnspireerde stemming moeten drinken, maar van dat gelul word ik heel erg moe. Schrijven is voor mij arbeid.”

Op het moment is Jongstra bezig aan deel S., dat een erotisch getint boek zal gaan worden. Hij kan er nog niet veel over zeggen. Wel begint hij omstandig het plot voor het in 2015 op zijn 59ste bij uitgeverij Contact te verschijnen slotboek Z uit te leggen. “Dat moet het grootste boek worden van de cyclus. Misschien rond ik het, moet ik eerlijk bekennen, pas op mijn zestigste af, want dat laatste deel zal me nogal wat moeite kosten. Ik hoop dat ik het haal.”

Jongstra weet ook al wat hij daarna gaat doen: “Dan begint het pas! Theun de Vries is tachtig en die schrijft nog elk jaar een boek. Na mijn 59ste ga ik beginnen aan de beste boeken die ik ooit zal schrijven. Het laatste boek wordt tevens mijn allerbeste, dat is mijn ambitie. Ieder boek moet steeds beter, het laatste de grote finale. En ik ben pas ècht tevreden als ik dat laatste boek net niet voltooi. Er moet wat te raden blijven.”