Henk Figee

Utrechts Nieuwsblad, 27 september 1994

Donderdag hebben we met driehonderd man Henk Figee begraven. Henk was niet alleen een succesvol kinderboekenschrijver, gepassioneerd fondsredacteur en Utrechter, maar ook één van mijn uitgevers. Hij is 46 geworden, veel te jong, verdomme.

Ik wil als afscheidsgroet vertellen van de eerste keer dat ik hem tegenkwam, zeven jaar geleden. Ik was een net 22-jarige student, lid van de vereniging van studenten Nederlands (STAV). De schrijfster Astrid Roemer zou geïnterviewd worden door Henk Figee, toen nog recensent van het UN.

In de Amersfoortse Courant had ik de dag ervoor een scheldstuk van ene Julian With gelezen tegen Astrid Roemer. Ik kondigde de schrijfster met zijn woorden aan (‘Dames en heren, de gaste van vanavond is een prostituée die niet kan schrijven en niets weet’), waarna ik Henk langzaam zag verbleken. Wist ik veel, ik was pas 22. Na het interview kwam Henk met zijn collega-recensent Ed van Eeden, ook van het UN, hoofdschuddend naar mij toe. Beide heren begonnen speels maar wild op mij in te slaan. ‘Wat ben jij voor iemand!’ riep Henk ontzet, me in mijn armen knijpend. ‘Ben jij wel helemaal lekker om iemand zo aan te kondigen, randdebiel!’ riep zijn vriend. Ik kreeg vijf minuten lang alleen maar verwensingen en vermaningen over me heen, en terecht. ‘Kan ik het misschien goedmaken met een biertje?’ vroeg ik, want ik was niet alleen presentator, maar ook barman. Kijk, nu ik eenmaal het woord ‘biertje’ had gebruikt, wisten de beide heren dat het met mij toch nog enigszins goed zat. Ze zetten zich aan de bar en daar zijn ze gedurende het hele feest tot half vijf’s ochtends blijven zitten, voortdurend in discussie met ‘verwaande en verwende studentjes Nederlands’, voortdurend mensen afzeurend, voortdurend grappen makend en in een stuip liggend, voortdurend bier bestellend ‘voor de hele bar!’ (‘Op zijn rekening’, zei Henk dan, waarna-hij-een willekeurig iemand aanwees). Ik kan rustig zeggen dat dit een van de meest hilarische avonden uit mijn leven is geweest. Ik weet nog dat een student op een gegeven moment tegen Henk zei: ‘Mulisch vind ik de beste! Reve vind ik kut!’, dat Henk riep: ‘Onzin! Reve is de beste en Mulisch, die is kut!’, waarop Ed verbaasd tegen Henk zei: ‘Maar Henk, net zei je tegen die andere jongen nog dat je Hermans de beste vond!’

Henk keek Ed hierna samenzweerderig aan. ‘Dat weet ik ook wel’, zei hij rustig, ‘maar het doet er niet toe wie ik de beste vind, het doet er toe dat deze literator in spe ongelijk heeft, wat hij ook zegt’. Natuurlijk maakten de beide mannen veel indruk. Hier gingen twee mensen met literatuur om zoals dat op de universiteit nauwelijks denkbaar was: gepassioneerd, gedreven, onverzettelijk en uitermate humorvol. Dit was een openbaring voor mij. Zo moest literatuur behandeld worden, besefte ik onmiddellijk, bevrijd van het juk van academische nep-ernst. Omdat ik de enige student was die de heren van bier bleef voorzien, raakte ik in de gratie. Na een paar uur was hun geld op en konden ze geen rondjes meer geven als ze net weer ergens een verbaal slagveld hadden aangericht. Geen nood, moet Henk gedacht hebben, en begon luidkeels zijn voor het interview cadeau gekregen boekenbonnen te verpatsen. ‘Mooie boekenbonnen!’ riep hij, als een marktkoopman, waarna hij de bonnen licht onder de prijs verkocht aan een student. Ook dit bedrag ging er natuurlijk helemaal doorheen. We werden dronken, ik zal het maar eerlijk vertellen. Henk en Ed gingen elkaar daar de eeuwige vriendschap zitten bezweren, en niet alleen elkaar, maar ook aan mij en aan iedere andere student op het feest. In een grote verzoenscène hebben we allemaal afscheid van elkaar genomen; de op hun nummer gezette studenten en de twee Iiteratuurmannen. Henk zei daarbij tegen mij: ‘Hé jochie, hé jochie’, zoals hij dat altijd zei, bleek later.

Deze avond was belangrijk voor mij, omdat ik er in één klap twee literaire ‘grote broers’ bijkreeg. Henk heeft mij vanaf die tijd nauwlettend in de gaten gehouden. De Henk die ik hierboven heb beschreven was hij ook, maar eerder en vooral was hij een enorm serieuze en enthousiasmerende uitgever. Ieder mens heeft in zijn leven anderen nodig die hem richting geven.

Henk Figee was zo iemand voor mij, en alleen al om die reden zal ik hem nooit vergeten. Hé jochie, ik beloof je dat ik door zal gaan.