Het oma-effect

Kijk Magazine 2015, nummer 11

Ik had twee oma’s en één stoma, zoals mijn zus en ik onze stiefoma liefkozend noemden. Aan alle drie koester ik mooie herinneringen en alle drie hebben ze er op hun manier voor gezorgd dat ik ben geworden wie ik ben. Inmiddels hebben mijn eigen kinderen ook twee oma’s: een echte en een stoma. De geschiedenis herhaalt zich; hun oma’s zijn voor mijn kinderen zoals de moeders van hun oma’s voor mij. Laatst vroeg mijn jongste zoon tijdens een familiediner waarom oma’s geen kinderen meer krijgen. Dit tot hilariteit van het gezelschap, maar wetenschappelijk gezien is het een zeer goede vraag. Bij alle andere zoogdieren is het zo dat zodra de vruchtbaarheid van een vrouwtje afneemt de kans dat ze overlijdt erg toeneemt. De mens is hierop de grote uitzondering.

Waar bij chimpansees ongeveer 3 procent van de vrouwtjes niet meer vruchtbaar is, is bij mensen ruwweg een derde van alle vrouwen ouder dan 45 jaar en dus voorbij de leeftijd waarop ze kinderen kunnen krijgen. De vraag is: waarom zijn vrouwtjesmensen niet in staat tot op latere leeftijd nageslacht te werpen? Of zoals wetenschappers dat zo geweldig wetenschappiaans zeggen: waarom hebben vrouwen zo’n hoge post-reproductieve levensduur?

Het verschijnsel heeft in elk geval niets te maken met onze huidige gezondheidszorg, want ook in de oertijd bleven vrouwen veel langer leven dan ze baby’s konden baren.

Aanvankelijk sprak men van ‘de moederhypothese’: de kinderen van langer levende moeders deden het in het grote Wereldkampioenschap Overleven voor Mensen net iets beter dan de kinderen van moeders die dat niet deden. En in de evolutie werkt het nu eenmaal zo dat als een bepaalde eigenschap een voordeel heeft, hoe klein ook, die zich uiteindelijk over de genenpool zal verspreiden.

Na de moederhypothese kwamen evolutionaire psychologen met ‘de grootmoederhypothese’, ook wel ‘het oma-effect’. Oudere vrouwen die de menopauze zijn gepasseerd, kunnen zelf geen kinderen krijgen, maar helpen wel bij de zorg voor hun kleinkinderen. Op deze indirecte manier zorgen ze ervoor dat hun genen beter voortleven.

Uit onderzoek bleek dat vrouwen met moeders in hun directe nabijheid zich vaker en succesvoller voortplanten. Gezinnen met een nog levende oma in de buurt krijgen meer kinderen en die kinderen hebben een betere kans om hun kindertijd goed door te komen.

Kortom, oma’s kunnen weliswaar geen kinderen meer krijgen, maar hebben wel degelijk een belangrijke evolutionaire functie. Denk daar de volgende keer eens aan als je bij je oma op bezoek gaat of je kleinkinderen op bezoek krijgt!