De Volkskrant, 4 oktober 2011
Afgelopen week bevond ik mij op het slechte pad. Met een fotografe maakte ik voor een tijdschrift een kleine tour door Zwitserland, waar we in het kanton Graubünden verzeild raakten bij een imposante plek genaamd Viamala, een weg van een paar kilometer tussen de plaatsjes Thusis en Zillis-Reischen. Ik had eerlijk gezegd nog nooit van deze doorgang gehoord, wat aan mijn algemene kennis ligt, want dit pad is minimaal veertig eeuwen lang voor duizenden reizigers een bijna onoverbrugbaar obstakel geweest. De rivier de Achter-Rijn heeft de hoge bergen van het Alpenlandschap hier doorsneden met een honderden meters diepe, zeer nauwe kloof.
Al die jaren moesten reizigers een halve kilometer klauteren om niet in de diepte en het kolkende water te donderen. De fotografe en ik ontmoetten bij de kloof een Zwitser genaamd Rudolf, een landmeter en ingenieur op leeftijd die veel tijd bij de immens hoge berg doorbrengt.
Dat zijn de mooiste ontmoetingen: vol vuur begon de man over de geschiedenis van de doorgang te vertellen. Rotstekeningen uit de Bronstijd, een Romeinse weg gehakt in een bergwand, een gerenoveerde Middeleeuwse weg, een brug uit 1739, kolkgaten, beroemde schrijvers en kunstenaars die deze gevaarlijke route ooit namen (zo trok Goethe – wie? Goethe – in 1788 van Duitsland naar Italië via deze pas).
Sinds de 13de eeuw staat de kloof bekend als de Viamala, Reto-Romaans voor ‘slechte weg’. Slecht omdat het pad zo nauwelijks begaanbaar was, en omdat de weg langs de berghelling erg moeilijk was in het onderhoud. De diepe spleet genaamd Viamala symboliseerde eeuwenlang de tegenslagen op ons pad, de moeilijkheden die we moeten overklimmen.
Herr Rudolf wees ons op een trap die begin vorige eeuw werd aangelegd naar de diepte van de kloof, 321 treden richting het binnenste van de aarde. De fotografe en ik keken elkaar aan of we de afdaling zouden ondernemen of niet. Het was – dat vergeet ik erbij te zeggen – een erg mooie vrouw, die fotografe, een vrouw van een type dat door studenten soms milf wordt genoemd.
Drentelend voor de trap naar de diepte dacht ik aan het beroemde gedicht The Road Not Taken van Robert Frost. Meestal als een schrijver zoiets schrijft, is het lächerliche onzin en heeft hij pas later aan zijn schrijftafel bedacht dat het compositioneel goed uitkwam om aan een bepaald gedicht of een passende quote te denken, maar in dit geval schoot dat gedicht me daadwerkelijk op die plaats te binnen.
Of althans alleen de eerste en de laatste strofe, want de rest kende ik dan weer niet uit mijn hoofd. Die eerste strofe luidt: Two roads diverged in a yellow wood / And sorry I could not travel both / And be one traveler, long I stood / And looked down one as far as I could / To where it bent in the undergrowth.
Ik citeerde voor de mooie fotografe – mijn echtgenote, vergeet ik er ook nog bij te zeggen – de wijdverspreide slotregels van het gedicht: Two roads diverged in a wood, and I – I took the one less traveled by / And that has made all the difference.
Ik weet niet of het door deze regels kwam, maar we besloten het slechte pad te nemen en af te dalen in de diepte.