Uit hockey.nl nr 5, januari 2009
Als voetballertje verhuisde ik in mijn jeugd met mijn ouders naar een hockeygebied. Wat me het meest bijstaat van de kennismaking met die nieuwe sport, was de arbitrage. Ik herinner me voornamelijk één langgerekt fluitconcert van de scheidsrechters. Zo’n beetje alles wat spelers deden of niet deden was verkeerd. Draaide een speler bij een actie zijn linkerpols in de richting van de tegenstander, dan floot de scheidsrechter af wegens belemmering. Keek een verdediger in een hoek van achtenveertig graden staand op één been tussen twee aanvallers door naar de stick van een reservespeler, dan klonk een snerpend hard signaal. Hockey was in die jaren niet bepaald prettig om te doen, en al helemaal niet om naar te kijken. Dit vooroordeel geldt natuurlijk allang niet meer, de meeste rigide regels zijn inmiddels gelukkig geschrapt.
Een tijd geleden speelden we met onze ploeg uit tegen een tegenstander die ons verwelkomde met een incompleet team, waar ook de scheidsrechters vanaf moesten. Wij waren met een delegatie van zeventien, dus of wij zo vriendelijk wilden zijn de wedstrijd mede te fluiten. Bij zulke verzoeken kijken mijn teamgenoten direct in mijn richting. Als Ronald fluit, kan hij dus niet meespelen, en daar heeft iedereen plezier van.
Ik moet bekennen dat ik het aanvankelijk een vorm van lekker vond, het gevoel van macht dat een scheidsrechter heeft. Ik liep rechterop dan normaal, ik ademde fier over mijn longen en ik kreeg iets manhaftigs over me. Er was één probleem: ik kende de regels niet of nauwelijks.
En zo gebeurde het dat mij tijdens mijn fluitbeurt voortdurend dingen werden toegeroepen.
‘Bolle kant! Bolle kant!’ schreeuwde een speler van mijn elftal woedend in mijn richting, en weer iemand anders riep: ‘Bully!’ Ik dacht: zitten ze me nu uit te schelden? Zijn ze me aan het testen? Moet ik mijn gezag laten gelden?
En waar ik ook niet goed in bleek: scheidsrechterfitness. Oftewel, de bewegingen die arbiters maken om hun bedoelingen duidelijk te maken. Een beetje hockeyscheidsrechter ziet eruit alsof hij op een luchthaven een vliegtuig probeert binnen te taxiën.
‘Geef eens duidelijker aan wat je bedoelt: riep een teamgenoot, toen ik een beetje stond te electric boogiën na een gevalletje indirect afhouden, wat dat ook moge zijn.
Inmiddels weet ik dat scheidsrechteren niet mijn fort is. Ook veel van mijn medespelers moeten er niets van hebben. Wijs geworden door deze ervaringen uit het verleden hebben we daarom met ons team uit onze bierpot twee studenten ingehuurd om onze arbitragebeurten te vervullen. Dat klinkt gemakzuchtig, en dat is het ook. Maar het voorkomt veel problemen, want onze huurscheidsrechters kennen de regels beter dan wij, ze zijn veel fitter, ze kunnen tegen kritiek en ze leven makkelijk een halve week van 15 euro. Goed dat er armoe is!