Hoerig

Utrechts Nieuwsblad, 18 oktober 1994

Ben je dan geen prostituée?’ vroeg een docent Nederlands van de Werenfridus Scholengemeenschap in Hoorn aan de schrijver Rob van Erkelens, ten overstaan van een volle zaal HAVO-leerlingen. Van Erkelens schrok, en terecht, want de leraar bedoelde slechts dat hij het raar vond dat de schrijver naast het schrijven van mooie literatuur ook wel eens wat lucratief flutwerk produceerde. ‘Ik moet toch in leven blijven?’ riposteerde de enige echte Byronic Hero uit de Nederlandse Letteren.

De zaal vond dit antwoord niet overtuigend; de leerlingen van de scholengemeenschap (die overigens ook het decor is van de nieuwe roman van Hollands Hoop Joost Zwagerman) bleven Van Erkelens beschimpen. ‘Nee, je bent een hoer,’ riep een leraar ferm. Die durfde! In dit land heeft men nog altijd strikte regels wat een echte schrijver wel en niet hoort te doen, dat blijkt iedere keer weer.

Joris Moens (schrijver van de puberroman Bor) en ik keken elkaar aan, want we waren erbij, daar in Hoorn. Het Werenfridus, de school die een paar jaar geleden nogal stuitend geportretteerd werd in de VPRO-documentaire HAVO 4 (ik hoef althans na deze serie de komende vijftig jaar geen kinderen meer), had ons alle drie uitgenodigd voor een lezing annex inquisitie. Van Erkelens had zojuist een stuk voorgelezen uit een als autobiografie gepresenteerd geldklopboekje dat hij als ghostwriter voor een bekende Nederlandse zanger had geschreven (ik kan helaas niet vertellen om wie het gaat). Van het boekje had hij een maand kunnen leven, maar de leerlingen en de leraar vonden het vreemd dat een schrijver zich tot zoiets verlaagde.

Om de stilte na het woord ‘hoer’, te overbruggen vertelde ik vlug een mooie geschiedenis die ik eens hoorde over de schrijver Joris Moens (die toevallig naast me stond). Moens was samen met de ghostwriter van een zogenaamd door een zanger zelf geschreven autobiografisch geldklopboekje (ik kan helaas niet vertellen om wie het gaat) bij een speciaal concert van Gerard Joling. Deze zanger had namelijk net een heuse autobiografie geschreven (Boerenkool en Kaviaar, heette het geldklopboekje, geloof ik) en dat moest feestelijk gevierd worden.

In de pauze van de speciale voorstelling in Carré werd het publiek gefêteerd op een voorstellinkje van de inmiddels immens populaire goochelaar Hans Klok. Deze man had een charmante assistente die hij in een grote kist liet plaatsnemen. Het publiek keek ademloos toe. De goochelaar sloot de kist en vergrendelde deze, waarna hij een groot zwaard pakte en er dreigend mee in het rond zwaaide. Het publiek keek nog steeds in opperste concentratie toe. Klok liep met het zwaard in de richting van de kist met daarin zijn assistente. Wat ging hij in godsnaam doen? Nee! Hij maakte aanstalten het zwaard in de kist steken! Nu werd het Joris Moens teveel! Net voordat de goochelaar zijn zwaard in het argeloze lichaam van zijn assistente wilde drukken, stond Joris Moens op en schreeuwde: ‘Doe niet! Schoft!’

Klok haperde heel even. In de zaal reageerde niemand. Uiteindelijk stak hij zijn zwaard toch maar in de kist. Het bleek een truc te zijn. Achteraf verklaarde Moens: ‘En toch blijft het raar.

Waarom zou je in een theaterzaal toejuichen, wat je op straat absoluut zou verbieden. Dat doet mij sterk aan Bosnië denken…’

Dit koddige verhaal mocht de Hoornse zaal niet vermurwen. De vraag bleef of het ghostwrite-werk van Van Erkelens nu literatuur was of niet. Van Erkelens antwoordde dat iedereen dat zelf maar uit moest maken. ‘Dan zijn we maar hoeren,’ riep hij vastbesloten.

Ik moet eerlijk bekennen dat ik, volgens de Hoornse definitie, ook wel eens de hoer speel. Als ik ergens vlug geld kan verdienen, zal ik het niet laten, want er zijn ook tijden dat ik nog geen kwartje per uur verdien (als ik aan een roman schrijf, bijvoorbeeld). Zo heb ik mij drie weken geleden verhoereerd op een ‘debutantencafé’ van De Arbeiderspers. Men vroeg mij met mijn astrale persoonlijkheid een causerie over ‘succesvol debuteren’ te houden (sinds ik voor deze krant schrijf, noemt iedereen mij plotseling succesvol), en ik heb mij daar inderdaad voor laten gebruiken. Ik schaam me hier niet voor, al moest ik nadat ik de beide debuten, van Arie Storm en Hans Dekkers, gelezen had wel even slikken. Maar goed, driehonderd gulden in tien minuten verdien ik niet iedere dag. Dat lukt me eigenlijk alleen met mijn column in deze krant.