Kijk Magazine 2018, nummer 10
Een oud-hoofdredacteur van dit blad tipte mij over een bijzonder boek dat sinds kort gratis te downloaden is: het Homo-erotisch woordenboek (1988) van Arendo Joustra. “Misschien inspiratie voor een column?”, schreef hij.
Nu ben ik erg verzot op woordenboeken, want als schrijver zijn woorden mijn enige materiaal. Ieder nieuw woordenboek levert een nieuw vergezicht op. Woordenboeken bestaan al sinds de middeleeuwen, toen er speciale woordenlijsten ontstonden om Latijn te kunnen leren. Later kwamen daar andere ‘vertalende woordenboeken’ of ‘dictionaires’ bij. Inmiddels zijn er vele soorten woordenboeken, bijvoorbeeld boeken die woorden verklaren (denk aan de Dikke Van Dale), die een dialect beschrijven of die het jargon van een bepaalde groep optekenen. Het Homo-erotisch woordenboek is een voorbeeld van de laatste. De vraag die Joustra zich in het voorwoord van zijn boek stelt, is of je homoseksuelen aan hun woordenschat en spraak kunt herkennen. Keuringsartsen van het Amerikaanse leger dachten namelijk van wel en hun werkwijze werd een tijdje overgenomen door het Nederlandse leger. Jongens kregen tijdens de dienstkeuring de vraag of zij typische homowoorden kenden. Was dit het geval, dan lag afkeuring voor de hand.
Er is in de jaren zeventig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de intonatie van homo’s: sommige homoseksuele mannen lijken inderdaad wel iets hoger te praten. Door de eeuwen heen ontwikkelden homoseksuele mannen een geheimtaal en een code om met elkaar te kunnen communiceren zonder dat de buitenwereld direct doorhad waar het gesprek over ging.
En dat is het allerleukst aan het Homo-erotisch woordenboek: het prachtige overzicht van (vaak humorvol) homoseksueel innuendo (oftewel insinuerend taalgebruik). Vraagt de ene homo de andere of hij aan ‘keukenwerk’ doet, dan wil hij eigenlijk weten of hij houdt van anaal seksueel verkeer. Kamers zijn testikels (‘hij heeft flinke kamers’). Een stofzuiger is een jongen die zijn partner graag oraal bevredigt. Wie op zoek is naar ‘zeebanket’ staat in feite open voor een ontmoeting met een aantrekkelijke matroos. Als over iemand wordt gezegd dat hij ‘een zoutvaatje’ heeft, dan heeft hij een klein en stomp pikkie (een ander woord daarvoor is ‘waxinelichtje’).
Een ‘etalage’ is een strakke broek waarin het geslachtsdeel goed uitkomt. Een butch is een masculiene lesbienne. Als iemand ‘van achter de Dom’ is, dan komt hij uit Utrecht. Een ander woord voor homo is een Utrechtenaar (en dus niet een Utrechter). Duikkonijnen, aambeienschoffelaar, zuigsoubrette, Delfs blauw, catamiet, broodpoot, bouwdoos, onder de brug door… Het boek is een waar plezier voor iedereen die van taal en/of homo’s houdt. Gratis te downloaden op de site dbnl.nl.