Hoofdkantoor

De Volkskrant, 2 oktober 2008

Op doortocht van de ene naar de andere verplichting zocht ik in een gehucht bij Leeuwarden een plek voor een snelle hap. In een voormalig rokerig café vond ik een tafeltje onder een luifel aan een binnenplaats. Mijn oog viel op een bord voor de ingang van het etablissement.

‘De wereld is een gekkenhuis en hier is het hoofdkwartier!’ las ik, waarna ik er meteen spijt van had dat ik deze kroeg had uitgekozen. Zou iemand dit lezen en denken: daar moesten we maar eens een biertje doen? Ik keek naar de bezoekers aan de bar. Dit zijn ze dus, dacht ik. Ze zagen er redelijk normaal uit.

Toen kwamen er twee mannen binnen, die gek genoeg allebei op Malle Pietje leken. Ze zeulden met een enorme doos.

‘We hebben er een!’, riep een van de mannen naar de bezoekers aan de bar, maar deze reageerden niet al te uitzinnig. Of eigenlijk reageerden ze helemaal niet. De mannen zetten hun doos vlak voor me op de binnenplaats, terwijl ondertussen een barman mijn bestelling bracht.

Ik moet toegeven dat dit de gekste kipsaté was die ik ooit heb gekregen: een bezemsteel waar drie hele kippen op waren gespietst, overgoten met een paar liter pindasaus en begeleid door één stukje kroepoek.

‘Smaak etelijk’, zei de barjongen emotieloos, waarop hij zich begon te bemoeien met de Pietjes, die hun doos inmiddels hadden uitgepakt. Er bleek een bouwpakket in te zitten voor een staande gaskachel, bedoeld om de binnenplaats te verwarmen nu de dagen kouder werden en de ontberingen voor rokers allengs toenamen.

Alle onderdelen werden verspreid over de binnenplaats neergelegd, waarna de mannen een peukje opstaken om te bedenken hoe ze nu verder moesten. Vanaf de bar kwamen er drie andere gasten naar het hofje voor een saffie, en zo gebeurde het dat zes volwassen mannen zich bezighielden met de montage van één gasapparaat.

Terwijl ik worstelde met mijn kippen volgde ik het Grote Mannen Topoverleg van dichtbij. Aanvankelijk vorderde de opbouw van de kachel gestaag; maar toen het moment kwam dat de gastank kon worden aangesloten, ging het mis. Het ding wilde niet aan.

Vijf keer werden alle onderdelen uit en in elkaar gezet, maar het mocht niet baten. En hoewel het hier een gekkenhuishoofdkwartier heette, gingen de patiënten niet bepaald vrolijk met elkaar om. Hoe langer het duurde voor de kachel brandde, hoe geïrriteerder men raakte.

‘Dat dingetje daar, dat lippelt je, nee, dat lipseltje zeg ik toch, dat moet je daar in doen’, hoorde ik een debiel tegen een achterlijke zeggen.

‘Moet ik dit dichtdraaien?’, vroeg een dwaas aan een maniak.

‘Is de druk in de tank wel in orde?’, vroeg een mafkees aan een psychopaat.

‘Je gaat toch nu geen peuk staan roken!’, riep een idioot tegen een geesteszieke.

‘Misschien moet je er even een vuurtje bij houden’, probeerde een snuggere halve zool tegen een mallotige waanzinnige.

‘Waar ligt Beverwijk?’, vroeg een zot in het algemeen, een vraag die ik mezelf ook stelde, want ondertussen begon het zelfs in mijn hoek naar gas te ruiken.

Uiteindelijk kwam een van de Malle Pietjes op het idee om de gebruiksaanwijzing er eens bij te pakken.

‘Hier staat dat je een minuutje moet wachten’, zei hij nogal oenig. De andere Piet keek hem met een rare blik aan.

‘Als ik jou niet had en twee oren, kon ik nooit een bril op’, zei hij, waarmee voor mij het punt was bereikt om de rekening te vragen.

De komende weken neemt op deze plaats Ronald Giphart op dinsdag en donderdag waar voor Martin Bril.