Kijk Magazine 2016, nummer 10
Er stond een boek in mijn vaders boekenkast dat mij mateloos interesseerde en dat ik vele malen heb gelezen: De geschiedenis van de erotische literatuur van Patrick J. Kearney. Wie het op internet zoekt, zal zien dat het nog steeds gewild is, zoals dat gaat met boeken die in een bepaalde behoefte voorzien. Kearney geeft een mooi overzicht van welke schrijvers wat hebben geschreven over de edele liefdesdaad en hoe hun pennenvruchten eeuwenlang door machthebbers, kerkleiders en bekrompen zielen zijn verboden. De uitgever had er ook fijne plaatjes bij geplaatst; dat zal een van de redenen zijn geweest dat men het boek zo graag las (ik ook).
De geschiedenis van de erotische literatuur begon met de zeventiende eeuw, waardoor ik als scholier en student het idee kreeg dat er daarvoor niet werd geschreven over lust, passie en geslachtsdelen. Maar dat is natuurlijk niet waar. Sterker nog, een van de beste ‘liefdesschrijvers’ aller tijden was Giovanni Boccaccio, een Italiaan die leefde van 1313 tot 1375. Hij schreef het misschien wel mooiste, grappigste en opwindendste boek ooit: de Decamerone (in Nederland in een goeie vertaling leverbaar, maar in sommige landen nog steeds verboden vanwege schunnige passages). Boccaccio schreef het boek omstreeks 1351, maar pas in 1487 verscheen het in druk, 112 jaar na de dood van de schrijver. De Decamerone (een ook nu nog zeer leesbare raamvertelling vol prachtige verhalen) is vooral over seks openhartig en liefdevol – en dat voor een boek uit die tijd!
Nu schreef Boccaccio omfloerst en eufemistisch. Een van de eerste echte, expliciete ‘pornografen’ was een man genaamd Pietro Aretino, die leefde van 1492 tot 1556. Hij schreef niet alleen religieuze gezangen, maar ook gore teksten bij zestien erotische tekeningen. Die werden gebundeld in een berucht pornografisch werk: I modi (1527), Italiaans voor ‘de houdingen’. Net als in de Kamasutra worden in I modi seksstandjes beschreven. Op de tekeningen was alles te zien wat God heeft verboden en de gedichten deden daar nog een schepje bovenop. Zo luidde een regel van Aretino: “In uw poesje en van achteren, mijn haan zal me gelukkig maken en u gelukkig en zalig.”
De toenmalige paus was natuurlijk zeer verbolgen over dit boek, waarna er een klopjacht volgde op alle uitgaven (en dat waren er veel). Het gevolg is dat geen enkel origineel exemplaar de schuimende woede van de katholieke kerk heeft overleefd; alleen een paar fragmenten van tekeningen bleven bewaard.
Nog steeds wordt er door historici, literatoren, kunstkenners en mediƫvisten in archieven gezocht naar een originele uitgave van I modi. Laten we bidden dat die ooit wordt gevonden.