Hup wetenschap!

Kijk Magazine, februari 2001, nummer 2

Soms word ik tijdens het vragenuurtje van een literaire lezing op een school door boze leerlingen tot de orde geroepen. Ze hebben het heus niet zelf gelezen, maar van vage kennissen hebben deze boze leerlingen begrepen dat ik in een of ander obscuur blaadje als KIJK over zoiets verschrikkelijk verwerpelijk als ‘wetenschap’ schrijf. Waarom moet een schrijver zich met wetenschap bezighouden? Waarom moet zoiets moois als leven, liefde & seks worden verpest door statistieken en verhandelingen over hormonen en biologische processen? Waarom niet gewoon van een regenboog genieten, in plaats van te zoeken naar de achtergrond van een regenboog? Waarom niet gewoon verliefd zijn en slechts daarover dichten? “Zo, hoe lult hij zich daar uit?” zie ik die leerlingen denken. Meestal probeer ik, wanneer mij zo’n vraag wordt gesteld, het gezelschap te imponeren met een stortvloed van uitspraken van beroemde wetenschappers en schrijvers. Want volgens de Amerikaanse neurobioloog William Calvin bijvoorbeeld speelt zich in ons hoofd een soort darwinistische concurrentiestrijd tussen denkbeelden af. Gedachten zouden niet vast in de hersens zijn gelokaliseerd, maar bewegende activiteitspatronen zijn, waarbij ‘eenheden’ die ‘in het hoofd’ gerekruteerd worden zich in het patroon laten opnemen. Er zou oorlog gevoerd worden tussen gedachten.

Verpeste regenboog

In een iets ander verband heeft de Amerikaanse filosoof Daniel C. Dennett het over de ‘mementheorie’ (zie KIJK juli 2000). Een ‘meme’ is een brok onstoffelijke culturele informatie dat zich in de hersens nestelt en zich net als een gen voort wil planten. Sterke memen (historische beelden, fraaie quotes, sappige theorieên, grappen, roddels, deuntjes, enzovoort) zouden zich ‘voortplanten’ ten koste van slechte memen (alledaagse beelden, saaie quotes, saaie theorieën, slechte grappen, saaie roddels, ingewikkelde deuntjes, enzovoort). Om een of andere reden zijn mensen er altijd bang voor dat de ‘bewegende activiteitspatronen’ van het ene kamp (zeg maar de literatuur, de kunst, de (pop)muziek, de mensen die in liefde & seks zijn geïnteresseerd) het zullen afleggen tegen ‘bewegende activiteitspatronen’ van het andere kamp (zeg maar de wetenschap, de onderzoekers, de laboranten en analytici). De angst bij veel mensen is dat al te veel wetenschappelijke kennis het ervaren van schoonheid en liefde aantast.

De Engelse dichter D. H. Lawrence schreef ooit: “Kennis heeft de zon kapotgemaakt en verandert in een gasbol met vlekken.” En over de eerder genoemde regenboog gesproken: een andere Engelse dichter, Keats, zei eens dat lsaac Newton (de geestelijke overoverovergrootopa van alle KIJK-lezers) voor altijd het mooie, romantische beeld van de regenboog heeft verpest, met zijn wetenschappelijke gezeur over prisma’s, kleuren en lichtinval. De wetenschap ontneemt volgens Keats de dichter de schoonheid van de waarneming. Tijdens lezingen probeer ik dit te weerleggen door de beroemde bioloog Richard Dawkins aan te halen, die een prachtig boek schreef: Een regenboog ontrafelen (Uitgeverij Contact, 1999). Dawkins legt hierin uit dat Keats zich niet erger had kunnen vergissen. Keats verwoordde het, heden ten dage onder veel dichters en intellectuaio’s nog steeds aangehangen meme dat de wetenschap ‘dor, koud, somber en hooghartig’ is. Om aan te tonen dat Keats zich vergist, introduceert Dawkins de term ‘poëtische wetenschap’. Hij schrijft: “Is het niet treurig om naar je graf te gaan zonder je ooit te hebben afgevraagd waarom je bent geboren? Wie zou, met zo’n gedachte, niet uit bed springen en popelen van verlangen om de wereld verder te ontdekken en zich verder te verheugen dat hij er deel van uitmaakt?

Diepere schoonheid

En als dit de wetenschapsvijandige leerlingen op scholen niet heeft overtuigd haal ik tot slot de Amerikaanse natuurkundige Richard Feynman aan. Toen hem door een vriend werd verweten dat hij de schoonheid van een bloem niet zag wanneer hij die bloem te grondig bestudeerde, antwoordde Feynman: “De schoonheid die er voor jou is, zie ik ook wel. Maar ik zie nog een diepere schoonheid, die voor anderen niet zo gemakkelijk waar te nemen is. Ik zie de ingewikkelde wisselwerkingen van de bloem. De kleur van de bloem is rood. Betekent het feit dat de plant een kleur heeft dat hij zich heeft ontwikkeld om insecten aan te trekken? Dat roept nog een vraag op. Kunnen insecten kleuren zien? Hebben ze esthetisch gevoel? Enzovoort. Ik begrijp niet hoe door het bestuderen van een bloem de schoonheid ervan ooit minder zou kunnen worden. Die wordt er alleen maar groter door.” Een vrij sterk ‘bewegend activiteitspatroon’, lijkt me.