Huwelijk

De Volkskrant, 30 april 2011

Ik ben faliekant tegen het huwelijk, en het was niet zo dat ik mijn vakantie erop heb afgestemd om niet naar de koninklijke ja-woord te hoeven kijken, maar het was een prettige bijkomstigheid. We zaten gisteren heerlijk in een vliegtuig, waardoor we de hele heisa hebben gemist. De trouwerij van Máxima en Alexander heb ik destijds ook weten te ontlopen, met de smoes dat er een huis moest worden geschilderd. Ik was een van de weinigen die ‘de traan’ niet live heeft zien rollen, waarmee een groot deel van de ontladende ontroering aan me voorbijging.

Hoewel ik tegen het huwelijk ben moet ik toegeven dat er in mijn familie- en vriendenkring de afgelopen jaren heus bijzondere huwelijksplechtigheden waren, waarbij voor de meeste trouwerijen gold dat de geliefden zich diep in hun hart toch een beetje schaamden voor alle ophef.

Eén stel trouwde met opgetrommelde schoonmakers van het stadhuis als getuigen. Bij één stel kreeg de anti-autoritaire bruidegom bijna een aanvaring met de ambtenaar van de Burgerlijke Stand omdat deze vond dat het ja-woord niet duidelijk genoeg werd uitgesproken. En bij één huwelijk – dat van een collega-columnist van een concurrerende krant – vergat een van de getuigen zelfs het hele samenzijn, omdat hij nog na-katerend in zijn bed lag. Fijnzinnig werd hij door de bruidegom wakker gebeld. ‘Hé Boris, hoe is het?’ ‘Prima… Ja, goed. Bel je me daarvoor wakker? “Wezen stappen?” Ja, laat geworden.’ ‘Heb je nu zin in een feestje?’ ‘Wat nu?’ ‘Nou, nu, op dit moment. Ik geef een feestje namelijk.’ ‘En waarom geef je een fees… o, Jezus. O Jezus… Ik kom eraan.’

Enfin, van de drie huwelijken waarbij ik zelf getuige was, is er nog maar één intact, al weet ik niet of ik daar iets mee te maken heb. Misschien heb ik het niet op trouwerijen omdat het me doet denken aan de belofte die ik heb gedaan op het sterfbed van mijn moeder. Ooit was ook mijn moeder ambtenaar van de Burgerlijke Stand, in de gemeente Dordrecht, maar na verloop van tijd – en een scheiding met mijn vader – kwam ze erachter dat het huwelijk een hopeloos ouderwets instituut is dat mensen alleen maar ongelukkig maakt. Of mensen gaan pijnlijk uit elkaar, of ze blijven hun verdere leven lang pijnlijk tot elkaar veroordeeld. Dit vond mijn moeder, die mij en mijn zus in de dagen voor haar dood vroeg niet in de val van het huwelijk te trappen.

Ik heb haar die belofte gedaan. Jaren na de dood van moeder nam ik de vriendin die ik toen had mee naar mijn geboortestad om haar de plaatsen van mijn jeugd te laten zien, mijn speelplein, mijn school, het waaiveld van mijn moeder, het huis waar ze was gestorven. Vlak bij haar oude woning lag mijn moeders favoriete restaurant, en daar at ik met mijn vriendin, die op dat moment net zwanger was van ons eerste kind. Het was een mooie lenteavond in april, het eten was geweldig, wij waren in de bloei van het leven dat we nog geheel voor ons hadden, en in dat perfecte moment heb ik bewust mijn sterfbedbelofte gebroken en daar nooit spijt van gehad, al blijf ik uiteraard nog steeds principieel faliekant tegen het huwelijk.