Ik weet het niet

De Volkskrant, 4 december 2008

Dit stukje begon vorige week met een herinnering aan een natuurkundeleraar. De man vertelde hoe hij als leerling ooit aan zijn eigen docent had gevraagd wat elektriciteit was. Daarop had hij een zeer ingewikkelde uitleg gekregen. Tijdens zijn studie stelde hij de vraag opnieuw aan een hoogleraar. Het antwoord was iets minder wollig, maar nog steeds begreep hij het niet. Vervolgens ontmoette hij een Nobelprijswinnaar, dé autoriteit op het gebied van de fysica. Ook aan deze man vroeg hij wat elektriciteit was. De Nobelprijswinnaar haalde zijn schouders op en antwoordde: ‘Ik weet het niet.’

Hoe meer je weet, hoe makkelijker je durft toe te geven wat je niet weet. Mijn zoon vroeg me vorige week wat de relativiteitstheorie betekende.

Aha. Dat zijn momenten dat je er moet zijn, als vader. Mijn eigen ouweheer heeft het me ook ooit proberen uit te leggen.

Ik haalde adem, en gaf een bont antwoord over licht dat kan worden afgebogen door zwaartekracht, over ruimtekrommingen, over algemene eenparige versnellingen van massa’s, over constante gravitatievelden en over ruimtereizigers die minder snel oud worden dan achterblijvers op aarde.

Mijn zoon knikte.

‘Maar wat is de relativiteitstheorie?’

‘Ik weet het niet’, zei ik.

Toen bedacht ik me dat ik ooit een maffe film zag waarin Albert Einstein aan Marilyn Monroe de relativiteitstheorie uitlegde. Tijdens die voorstelling had ik oprecht het idee dat ik Einsteins woorden snapte.

In het bijzijn van mijn zoon googelde ik de begrippen ‘monroe’, ‘einstein’ en ‘relativiteitstheorie’. Binnen een vingertip verscheen de naam van film op mijn scherm (Insignificance, van Nicolas Roeg uit 1985, maar dat doet voor dit stukje allang niet meer ter zake).

Ik zag mijn zoon nadenken.

‘Hoe werkt Google eigenlijk?’, vroeg hij.

Aha. Weer zo’n moment in zijn opvoeding. Google is een van de grootste mysteries van deze tijd. Ik moet toegeven dat ik behoorlijk googleholic ben. Wat deed ik godsnaam voordat ik Google ontdekte en hoe heb ik ooit zonder de zoekmachine kunnen leven en schrijven?

De mogelijkheden van Google zijn grenzeloos. Waar ik vroeger in een zoektocht naar inspiratie lukraak door mijn boekenkast ging, google ik tegenwoordig steeds vaker combinaties van lukraak gekozen zoektermen. Zojuist typte ik bijvoorbeeld volkomen willekeurig de woorden ‘aardbeien’, ‘verlangen’ en ‘Suriname’. Het eerste zoekresultaat was een verhandeling van Michiel van Kempen over gelegenheidsdichters. Geweldig!

Ook kan Google – eerder dan de gezondheidsinstanties – voorspellen waar een griepepidemie toeslaat, door per provincie te kijken naar gezochte woorden als ‘griep’ en ‘verkoudheid’. Zo valt met hulp van een Googlewerktuig genaamd Insights’ te bepalen dat het zoekwoord ‘geslachtsziekte’ het meest wordt opgezocht in Gelderland en Utrecht, en het minst in Groningen en Friesland. Geweldig!

Mijn zoon wachtte ondertussen ongeduldig op een antwoord. Hoe werkt Google? Als later zijn eigen zoon hem deze vraag stelt, zal hij antwoorden wat zijn ouweheer hem nu vertelt.

Ik legde uit dat Google gebruik maakt van een algoritme, een ingewikkelde formule die op basis van verbindingen tussen internetpagina’s kan berekenen welke resultaten een zoekvraag beantwoorden. Dit algoritme is net zo geheim als het recept voor Coca Cola. Google heeft 45 duizend computers die deze berekeningen uitvoeren.

‘Oké…’, antwoordde mijn zoon zuchtend. ‘Maar hoe wérkt Google?’ Het toeval wilde dat ik vorige week de baas van Google Nederland ontmoette, bij uitstek de man die mij kon vertellen hoe zijn zoekmachine het kunstje precies flikt. De man glimlachte minzaam op mijn vraag, bijna verontschuldigend. En zijn antwoord had ik natuurlijk kunnen raden. Weten is vooral durven toegeven wat je niet weet.