In de kerk

De Volkskrant, 30 juni 2011

De exegeten van God zouden het een oudtestamentische hitte noemen. Zwolle dampte uit haar voegen, stegen en gaten. Ik liep door het centrum, hinderlijk gevolgd door de tijd. Het lukte me nauwelijks om deze te doden. Op terrassen zaten Zwollenaren, die weken op de zon hadden gewacht, maar deze nu vervloekten. De verzengende warmte was niet aangenaam meer. Er werd lusteloos gedronken en gewacht op de onweersbui die alles weg zou spoelen. Mijn slentertocht door de oude binnenstad bracht me langs de St. Michaëlskerk. Een compliment aan de Schepper voor zijn bouwkunst, want de airconditioning in deze hallenkerk werkte uitstekend. Laat dat maar aan God over. Zwolle zuchtte onder de hitte, maar in de Grote Kerk was het aangenaam koel.

Niet bepaald gastvrij waren de grote borden direct bij de ingang van de kathedraal. ‘Is één euro per bezoeker te veel voor het instandhouden van deze kerk?’ blafte het uit drie hoeken. Dat is zeker niet teveel gevraagd, maar klinkt toch wat verongelijkt. Op een van deze borden stond onder de boodschap ook nog een camera afgebeeld, vergezeld van het woord ‘Cameratoezicht’. In vroeger tijden hield God de mensen zelf in gaten, tegenwoordig gebruikt hij daar blijkbaar camera’s voor. Gelukkig had ik al een euro in de gleuf gedaan, want de Almachtige mag best weten dat ik geen knieperd ben.

Rustig wandelde ik langs de mededeling ‘Het Stiltecentrum is geopend’, met daaronder een pijl richting een tafel met een koffiezetapparaat en wachtende bejaarde meneer. Jammer voor de stilte was dat aan de andere kant van de kerk de orgelmeester aan het repeteren was. Hoewel, repeteren? Hij leek wel gek geworden. Het had iets weg van een piloot die een nieuwe MIG of JSF uittest en die de grenzen van zijn kist probeert te bereiken. Deze Zwolse organist probeerde tot in alle uithoeken klanken uit zijn lullepijpen te persen. Bij binnenkomst leek hij een mopje jazz door de kerk te beuken, wat organisch overging in tango en nog later in ondefinieerbaar esoterisch lawaai.

Zoals buiten stond aangekondigd was de tweedehandsboekenmarkt in de kerk gewoon geopend. Ik dacht dat handel drijven in de tempel door Christus was verboden, maar wat weet ik ervan? De aanwezigheid van de boeken stemde vreugdevol, want ze gaven me een excuus om nog langer in de koele ruimte te blijven.

Ik was niet de enige die de ruggen van de boeken langs ging: er drentelde ook een aandoenlijk uniseks gekleed echtpaar, van wie de vrouw alle boeken pakte die door haar man waren bekeken, en andersom. Het zou onbetamelijk zijn om hun gang langs de schappen al te veel in de gaten te houden, maar toch kon ik mijn ogen niet van hen afhouden. Ze leken in alles één, deze mensen, geestelijk een Siamese tweeling.

Na verloop van tijd schafte ik wat boeken aan, wederom om God te laten zien dat ik geen zuinigerd ben, exemplaren die door een mevrouw netjes werden ingepakt in een plastic tasje van ‘De Zending in Nederland’.

En zo stapte ik opgemonterd weer de drukkende Zwolse hitte in. Misschien kwam het door de boodschap op mijn tas. Tegen twee argeloze verhitte omstanders zei ik: ‘Het is heerlijk koel in de kerk.’ En God zag dat ik mijn best voor hem deed.