Jeroen Pauw

AD Magazine, 25 april 2020

Paspoort: Hendrik Jan Jeroen Pauw
Geboren
: 15 augustus 1960 in Hilversum.
Opleiding: Havo.
Loopbaan: Begint als ongelovige vakantiekracht bij de EO voor de radio, en werkt daarna als freelancer bij de radionieuwsdienst van het ANP, de Wereldomroep en verschillende andere omroepen. In 1989 wordt hij nieuwslezer bij RTL Véronique, samen met Loretta Schrijver. In 2000 is hij een van de oprichters van het productiebedrijf TVBV (Te Verkopen Bewegend Video), waarmee hij BNN-programma’s maakt als StoringBNN presenteert Avro’s SterrenjachtDe Nationale IQ-test en Pauw in Panama. Op de radio presenteert hij Met het Oog op Morgen. In 2003 wordt hij presentator van NOVA, waar hij onder andere werkt met Paul Witteman, met wie hij in 2006 een dagelijkse talkshow krijgt. Vanaf 2014 gaat hij solo verder, tot december 2019. Vanaf maart jongstleden presenteert hij op zondag Op1.
Privé: Heeft een relatie.

INTERVIEW

Corona kreeg Jeroen Pauw (59) weer aan de tafel van een praatprogramma. Hij vond dat hij als journalist niet aan de zijlijn kon blijven staan. ,,Ik dacht: dit is een van de grootste journalistieke verhalen van de eeuw. Kan ik misschien iets betekenen?’’

Jeroen Pauw spreekt in deze tijden het liefst online af, al geeft dat wat opstartproblemen. Als hij zijn iPad heeft geïnstalleerd zegt hij: „Ik zie jou schuin.’’

„Ik zag jou aanvankelijk ook gekanteld, maar mijn laptop paste dat aan.’’ In beeld zie ik hem hannesen met het apparaat. Pauw is gekleed in een gestreepte schipperstrui en heeft een sjaaltje om dat hij op tv nooit draagt. „Nou ja, ik krijg het niet voor elkaar jou recht te krijgen’’, zegt hij. „Ik zie mezelf overigens ook haaks. Het heeft wel wat, zo schuin. Alsof we aan het bijpraten zijn voor het slapengaan.’’

Hij is in Loosdrecht, waar zijn oude trawler ligt. Op verzoek richt hij zijn tablet op de living van zijn boot, waarna hij ook zijn kombuis en het uitzicht over het water laat zien. „Op dagen dat ik niet presenteer, zit ik hier de komende maanden in bootquarantaine.’’

Gelukkig ben jij een botenman.
„Ja, de liefde voor het water is een van de weinige dingen die ik van mijn ouders heb meegekregen. Met een boot heb je meteen een kneuterig huisje. Ik kan de hele dag bezig zijn met nieuwe bekleding voor een bankje of het ophangen van een messenrek. Met een monteur probeer ik het roer op te krikken, dat soort dingen.’’

Is dit het schip waarop jouw vader is overleden?
Even kijkt hij vorsend in de lens. „Nee, dat was mijn vorige boot. Ik was 31 jaar en mijn vader, toen 71, kwam bij mij langs om mijn verbouwde vrachtschip te inspecteren. Daar was ik behoorlijk trots op en ik had de verwarming goed hoog opgestookt. Mijn vader kwam over de loopplank achter mij aan, maar hij treuzelde. Ik zei: ‘Wandel nou door, want ik stook niet voor de vogeltjes’. Dat was een van de wijsheden die hij mij had meegegeven. Hijgend stapte hij me achterna. Ik nam hem mee vanuit de stuurhut het ruim in. Vanaf de trap zei hij: ‘God jongen, wat is dit mooi. Wat ben ik blij dat ik dit nog mag meemaken’. Dat waren zijn laatste woorden.’’

Ach…
„Ja, een schrijver zou dit misschien schrappen omdat het te corny is. Mijn vader was een centimeter of dertig kleiner dan ik. Ik stond twee treden lager dan hij, we keken elkaar aan, en ik zag… Het klinkt een beetje dramatisch misschien, ik zag dat de blik in zijn ogen anders werd. Omdat mijn moeder een hartpatiënt was, had ik ooit een reanimatiecursus gedaan. Wachtend op de ambulance ben ik gaan reanimeren. Ik vertel dit nu met een zekere luchtigheid, maar ik zie nog zo het beeld voor me dat mijn vader daar lag, op mijn boot, op z’n rug. Later stonden er broeders omheen die grote strijkbouten op dat lijfje van hem zetten.’’

En toen?
„Onderweg in de ambulance belde ik mijn moeder. Ze zei: ‘Stelt-ie zich niet aan?’ Want dat was een beetje de relatie tussen mijn ouders, die behalve slecht, ook wantrouwend was. Mijn ouders hadden een constante competitie in wie zich het meest aanstelde of het zwakst was. Nou, die wedstrijd heeft m’n moeder gewonnen. In het ziekenhuis legden ze mijn vader op de intensive care, waarna mijn zusjes, mijn moeder en ik door een verpleegster werden meegenomen naar een kamertje. De vrouw droeg een dienblad met glazen appelsap, koffie en thee. Toen we dat zagen zeiden wij tegen elkaar: dan zal hij wel dood zijn. En dat was ook zo. Ik had dat al gevoeld op dat moment in mijn boot.’’ Pauw stopt met praten en kijkt naar buiten, over het water.

Emotioneert dit je?
Hij herneemt zich. „Ja, ik heb het natuurlijk weleens vaker verteld, maar het ontroert mij nog steeds heel erg. Zoals je merkt probeer ik er af en toe wat luchtige zinnetjes doorheen te fladderen, om het verhaal voor mezelf wat draaglijker te houden. Ik vind het lastig om bij mezelf te constateren dat ik het nu, bijna dertig jaar later, nog steeds een pijnlijke geschiedenis vind. Ik kan er ook heel goeie grappen over maken hoor, en het is niet zo dat er niet over gepraat mag worden, maar het emotioneert mij nog steeds.’’

Je moeder is inmiddels ook overleden. Het valt op dat je met het verstrijken van de jaren meer mededogen met je ouders hebt gekregen. In je vroegere interviews was je, als het over je vader en moeder ging, nogal hardvochtig.
„Ik denk dat ik nooit helemaal met hen in het reine ben gekomen. De sfeer bij ons thuis was altijd slecht. Bijna altijd. Er waren veel onuitgesproken ruzies. Dan siste mijn moeder tegen mijn vader: ‘Het is gezellig’. Maar het was niet gezellig. Het was een liefdeloos huwelijk, in een vrij kille omgeving. Op mijn zeventiende ben ik het huis ontvlucht. Daarna heb ik wel kansen gehad om het weer goed te maken, en mijn ouders zeker ook, maar we hebben dat alle drie niet genoeg aangegrepen om weer tot een verbinding te komen. En dat doet toch pijn.’’

Waarom?
,,Naarmate ik ouder word, en ik probeer dit niet al te dramatisch te laten klinken, realiseer ik me dat de lijn boven mij er niet meer is, maar de lijn onder mij is er ook niet. Ik heb geen kinderen en dat maakt mij toch een beetje tot een zwevend hemellichaam. Nu ik ouder ben, denk ik vaak: goh, hoe oud waren mijn ouders toen ze dit, of hoe oud waren ze toen ze dat? Wat is mijn voorland? Dus in die zin ben ik nog wel met hen bezig en voel ik ook steeds meer empathie. Vroeger nam ik hen dingen kwalijk. Waarom waren jullie niet eerlijk? Waarom was de sfeer in huis zo slecht? Die verongelijktheid voel ik op mijn negenenvijftigste minder.’’

Heeft het ermee te maken dat je zelf geen kinderen hebt?
„Ik wil mijn ouders daar niet de schuld van geven, maar ik heb door de nare sfeer thuis vrij jong gedacht: dit wil ik allemaal niet! Er is ook een tijd geweest dat ik dat echt van de daken schreeuwde. Alle vrouwen met wie ik een relatie kreeg, wisten dat bij voorbaat. Het grappige is dat zij allen – op één vrouw na – later ook geen kinderen hebben gekregen. Zelf wilden ze het dus kennelijk evenmin. Ik heb een jaar of zeven een vriendin gehad met een zoon in de puberleeftijd. Toen hoorde ik mezelf soms dingen zeggen die ik vergeten was van mijn vader. Liet die knul de deur van de koelkast lange tijd openstaan: ‘We stoken niet voor de vogeltjes!’’’

Je staat erom bekend dat je een rijk liefdesleven hebt gehad, met vele relaties. Een vriend van je vertelde dat je met bijna al je exen nog altijd goed contact hebt.
„Ja, dat is zo. Overigens hecht ik er voor de administratie belang aan te melden dat jouw omschrijving ‘al je exen’ een beetje overdreven is. Het is een gezelschap dat in deze tijd wettelijk niet bij elkaar mag zitten, dat geef ik toe, maar meer dan zeven of acht vriendinnen zijn het niet. Mijn relaties duren meestal tussen drie en acht jaar. En hoe ongemakkelijk het misschien voor die vrouwen is om in een rijtje te worden geplaatst: alle liefdes die ik heb gehad waren echt en puur en leuk. Mijn relaties eindigden nooit in grote boosheid of dingen waardoor je denkt: die wil ik nooit meer zien.’’

Maar waardoor dan wel?
„Een zeker gevoel van… uitgebloeidheid. Sommige relaties blijken meer te zijn dan eenjarige plantjes, maar op een gegeven moment verdort de liefde toch. Daar is niet zoveel reden voor, het gebeurt.’’

Heeft dat ook met je ouders te maken?
„Misschien wel. Het is onnozel om van jezelf te zeggen, maar ik ben emotioneel best gevoelig. Dat is mede een reden waarom ik, met alle relativering, mijn werk goed doe: ik heb een goede intuïtie, ik kan goed contact met mensen maken. Als ik dan in een relatie voel dat dat contact op de een of andere manier wegraakt, wil ik die relatie niet meer.’’

Geldt dat ook voor de relaties op je werk? Jouw vriend Bart Chabot zei dat hij het knap vond dat jij je echt ergens op kunt storten en heel hard werkt, al komt er onvermijdelijk een moment waarop je je begint te vervelen.
„Hij heeft in die zin gelijk dat ik de dagelijkse versie van mijn talkshow met heel veel plezier deed, maar ik het na verloop van tijd niet meer uitdagend vond, terwijl het programma me wel veel tijd kostte. Vanaf het moment dat ik opstond moest ik scherp zijn, want ik wilde toch elke dag de beste talkshow maken en de best mogelijke gasten van de dag hebben. Ik stond altijd aan, en dat was vermoeiend. Ik vond na al die jaren ook niet meer dat het programma veel beter werd. Ik wilde gewoon iets anders.’’

Jouw programma bracht elke dag iets teweeg. Waarom wilde je toch iets anders?
„Een beetje flauw gezegd voelde ik me een moeder die elke dag met thee zat te wachten totdat mensen langskwamen met mooie verhalen. Als journalist, ik spreek voor mezelf, wil je zijn waar de brand is. En als je een aantal keer bij de brand bent geweest, wil je achter de brand kijken om te zien hoe die is ontstaan. Voorbij het Hilversumse grindpad kun je alles beter in perspectief zien. Ik heb met mijn eigen ogen gezien hoe het in Afghanistan was, in Syrië, Haïti, Japan en andere brandhaarden. Dat gaf mij veel munitie, in geestelijke zin, om weer een paar maanden aan die tafel te praten over het rookverbod in de horeca.’’

Het viel mij op dat jouw afscheid uiteindelijk wat achteloos was, zeker vergeleken met dat van Matthijs van Nieuwkerk bij DWDD.
„Er zijn verschillende manieren om afscheid te nemen. Ik vind dat er geen betere presentator is dan Matthijs van Nieuwkerk. Bij zijn kapitaal hoort dat hij met zijn welluidende taal een meester is in bewondering. Vanuit dat gevoel van bewondering hebben ze er een langdurig afscheid van gemaakt. Ik sta daar wat anders in.’’

Je kwam natuurlijk ook vrij snel weer terug. Eind vorig jaar stopte jouw dagelijkse programma, maar corona kreeg je amper drie maanden later weer aan tafel.
„Als producent was ik betrokken bij Op1, dat aanvankelijk vijf dagen per week werd uitgezonden. Door de crisis werden dat er zeven. Toen ik tegen omroepdirecteur Frans Klein liet vallen dat ik in dat geval wel een avond kon doen, zei hij: prima, maar dan ook meteen aanstaande zondag.’’

Wat deed dat met je?
„Tegen m’n liefje zei ik: ‘Goh, ik geloof dat ik er wel zin in heb!’ Ze antwoordde: ‘Jaha, ik zag al dat er wat was’. Door de afwisseling met Eva Jinek was ik er op zich aan gewend dat ik drie maanden niet hoefde te presenteren, en toch voelde ik me echt lekker.’’

Had je het gemist?
In januari of februari is er geen moment geweest dat ik dacht: goh, ik zou weer graag aan die tafel zitten. Ook televisie as such heb ik echt niet gemist. Maar toen corona zich ontwikkelde tot de pandemie die het nu is, dacht ik: dit is een van de grootste journalistieke verhalen van de eeuw. Waar ben ík eigenlijk en kan ik wellicht journalistiek iets betekenen?

Toen je jouw dagelijkse talkshow deed, wilde je de beste zijn en de beste gasten van die dag hebben. Heb je die geldingsdrang nu ook ten opzichte van je collega’s die op andere dagen hetzelfde trucje doen?
„Nee, want… nee. Omdat ik ook als producent bij hun programma’s betrokken ben, heb ik bijna het tegenovergestelde: er moet niet de situatie ontstaan dat mijn collega’s denken dat ik de beste gasten bewaar voor mijn eigen uitzending op zondag. Natuurlijk is het aangenaam als ik een goeie show heb, maar ik waak voor een competitieve sfeer.’’

Over competitie gesproken. Heb je nog contact met Eva Jinek? Toen haar talkshow op RTL4 begon was ze zeer strijdlustig. In een interview zei ze over de concurrentie op de NPO: ‘Als het moet, gaat de barbecue aan’.
Pauw lacht. „Zei ze dat? Ik heb het vanuit mijn huis in Curaçao niet gevolgd. Ik snap het ook wel. Als presentator kun je niet uitstralen dat je geen idee hebt waarom ze je hebben gevraagd. Eva heeft een stap gemaakt door naar RTL te gaan, waar ze een goed salaris verdient. Voor een deel is dat zo hoog omdat er voor haar een risico aan kleeft. Zij heeft dat genomen en dan moet je dat met enige bravoure brengen.’’

Jij presenteert weer een talkshow. Heb je er echt geen spijt van dat je nu niet in Curaçao in de zon ligt?
„Op 2 maart kwam ik aan in Nederland en ik heb nog wel even overwogen om terug naar de Antillen te gaan, want het was hier verschrikkelijk koud en het regende en ik vond alles deprimerend en rot. Maar toen verspreidde die covid-inktvlek zich zo erg dat ik dacht: nu moet ik toch maar hier blijven. Daarbij is het in Curaçao op dit moment dramatisch. Er wonen honderdzeventigduizend mensen en er zijn maar vijftien ic-bedden. Ze hebben het vliegveld gesloten, en misschien blijft dat nog wel een jaar zo.’’

Het enige lichtpuntje daarvan is dan wel dat jij een jaar voor de Nederlandse televisie bewaard blijft.
Pauw schudt met een kleine glimlach zijn hoofd. „Eerlijk gezegd hoop ik nog wel wat langer programma’s te maken, maar het is wel waar: als ik stop met die uitzendingen op zondagavond, gaat het beter met Nederland. Heb je zo een goede uitsmijter?’’