John Reid

Vara Gids 48, 30 november – 6 december 2019

Foto’s: Frank Ruiter

Over zijn privéleven wil Rijdende rechter John Reid (1968) niets zeggen, maar over zijn verleden mogen we alles weten. ‘Ik was stikjaloers op Antonie Kamerling. Ik was een veel betere acteur.’

Wat fijn dat ik je mag spreken, want jij bent altijd zeer terughoudend in je mediacontacten. Het is mij op een bepaalde manier een gruwel, dit soort gesprekken. Maar laten we er een quid pro quo van maken, om in Trumpiaanse termen te blijven. Ik geef jou nu een interview, omdat ik een tv-programma presenteer waarvan ik wil dat mensen ernaar kijken, en op mijn beurt beloof ik je dat ik over mijn verleden vrijuit zal spreken. Alleen praat ik niet over mijn privéleven, dat gaat me echt te ver. Als je vraag is: wie is deze man en wat heeft hem gevormd… prima.

Wie is deze man en wat heeft hem gevormd? De man is geboren en getogen in Utrecht, in een gezin met een vrij traditionele rolverdeling. Ik ben de zoon van een Schotse docent Engelstalige literatuur en een Nederlandse moeder die ooit studente bij hem was en die na een huwelijk met een andere man terugkeerde bij die leuke docent waar ze verliefd op was. Ik ben daar de vrucht van. Mijn moeder was tweeënveertig toen mijn vader op zijn tweeënvijftigste overleed aan een hartaanval, zelf was ik dertien. In september 2020 ga ik hem inhalen.

Wat was je vader voor man? Een Schot die hield van pijproken en whisky drinken. En heel erg van sport. Mijn vader was geboren in Maleisië, waardoor ik volgens de officiële regels te boek sta als ‘een niet-westerse allochtoon’.

Je moeder kwam er dus alleen voor te staan. Ja, en ze heeft mij en mijn oudere broer en zus volledig vrij opgevoed. Of positief gezegd: ze had volledig vertrouwen in mij. Ze stelde geen regels en liet mij zelf zoeken naar wat goed voor mij was.

En was dat een gerechtvaardigd vertrouwen? Nou, kijk eens wie er tegenover je zit.

Toch zit er iets paradoxaals in. Je bent opgegroeid met weinig regels… Ja. Ik heb in mijn jeugd weinig regels voorgeschreven gekregen, en ik ben een man van de regels geworden. Toch is dat puur toeval, want de rechtenstudie die ik heb gedaan, die veel over regels gaat, was de keuze van iemand die echt niet wist wat hij met zijn leven wilde. Het zou een grove leugen zijn als ik zou vertellen dat ik mijn passie voor de juristerij heb gevolgd.

Je zat op het Stedelijk gymnasium Utrecht met allemaal humoristische figuren als Thomas van Luyn en je latere Fokke & Sukke-maat Bastiaan Geleijnse. Het toeval is dat mijn vrouw die school ook heeft gedaan. Zij herinnert zich Thomas en Bastiaan wel, maar jou niet. Dat verbaast me niet, want ik ben extreem onopvallend mijn schooltijd doorgekomen. Ik heb mij niet onderscheiden, behalve met zingen misschien, want ik zat met onder meer Thomas van Luyn in een close harmony-clubje. Ook ik wilde graag op de planken staan, maar ik had een enorme plankenkoorts. Een nicht van mijn moeder was directeur van een van de grote Londense toneelscholen. Mijn zus wilde graag actrice worden en vroeg tante Virginia of ze kans maakte te worden aangenomen. Mijn tante antwoordde: ‘There is only one actor in this family and that is Johnny.’ Dat had niemand ooit gezegd. Zij zei: ‘John is zo verlegen dat hij niet gezien wil worden. Het belang voor hem om iemand anders te spelen is gigantisch. Zet hem op een toneel en zijn bescherming is om iemand anders te worden.’ Dat ben ik nooit vergeten. Waar ijdelheid en verlegenheid strijden, worden acteurs geboren.

Toch ging je niet naar de toneelschool. Dat zag ik niet zitten. Ik hoorde op school tot de reggaeluisterende alto’s en ik wist echt niet wat ik moest gaan doen. Mijn moeder zei: ik heb drie kinderen, als er eentje dokter wordt, eentje aannemer en eentje notaris, hoef ik daar nooit meer voor te betalen. Ze adviseerde mij om rechten te gaan doen.

En dat bleek je roeping? Nou nee, in alle eerlijkheid – ik heb geleerd dat de waarheid je onkwetsbaar maakt – vond ik er in het begin helemaal niets aan. Daar kwam bij dat ik vrij gedachteloos lid was geworden van het Amsterdamse studentencorps en ik het studentenleven tot op het bot heb uitgebeend. Ondanks mijn plankenkoorts werd ik lid van de toneelvereniging van het corps, waar ik aan alle eenakters, toneelvoorstellingen en musicals meedeed. Hoewel de weg ernaar toe mij doodsangst inboezemt, ga ik op een toneel echt ‘aan’, dan stijg ik boven mezelf uit.

Speelden Beau van Erven Dorens en Antonie Kamerling niet ook bij die club? Jazeker. En wat Antonie betreft: peace be upon him. Hij was een vriend van mij, kon ongelooflijk goed piano spelen, maar nog veel beter leren. Hij stond cum laude voor zijn rechtenstudie, maar wilde liever in musicals en in het theater spelen. Toen is GTST hem in de schoot gevallen. In één dag werd hij de populairste jongen van Nederland, en ik denk dat hij daar nooit meer bovenop is gekomen.

Hoe ervoer jij dat toen? Ik was, wederom in alle eerlijkheid, stikjaloers want ik vond dat ik beter kon acteren. De gekte om hem heen kende geen grens. Soms vroeg hij me met hem mee te gaan naar discotheek de Soulkitchen, letterlijk om meisjes van zich af te slaan. Stonden we op de dansvloer en zei Antonie: ik kan er niet meer tegen, kijk om je heen. Inderdaad: we stonden tussen een woud van meisjes. Hij was in tranen. Dat schokte mij echt.

Toch was je jaloers? BBC-komiek Alan Davies zei ooit: ‘Everybody wants to be famous, until they actually are.‘ Het probleem van de televisie is dat mensen op de buis samenvallen met wat ze doen. Een schrijver schrijft boeken die beoordeeld kunnen worden. Voor een acteur of tv-presentator is het nog veel persoonlijker, want je hebt alleen maar jezelf. Toen ik in 2016 Rijdende Rechter werd ging ik qua bekendheid van nul naar honderd, dat was een Antonie Kamerlingiëske ervaring die me niet in de kouwe kleren ging zitten. Mijn eerste aflevering werd door 1,2 miljoen kijkers bekeken. De eerste dagen durfde ik de straat niet meer op. Uiteindelijk ging ik met een koptelefoon, een zonnebril en een pet de deur uit. Metéén een foto daarvan in de Privé. Rationeel kun je je de vraag stellen wat er erg aan is dat mensen je kennen, maar toch vond ik het te eng. Dat heeft met mijn verlegenheid te maken. Inmiddels ben ik eraan gewend, maar ik voel het nog wel. Er zit nog steeds een erg verlegen man in mij.

Het opmerkelijke is dat jij als een van de makers van Fokke & Sukke nooit publiekelijk naar buiten bent getreden, op een enkele foto na. Nee, dat wilde ik echt niet. Toen Fokke en Sukke in 1999 in NRC Handelsblad begon te verschijnen was ik al rechter in opleiding. We werden destijds gevraagd of we wilden aanschuiven bij Barend & Van Dorp, iets wat ik mordicus weigerde. Ik kan niet op tv in praatprogramma’s de lolbroek uithangen en een dag later als rechter met mensen moeten praten. Dat bijt elkaar. Een rechter moet zich daarvan afzijdig houden.

Had het succes van Fokke & Sukke niet iets Kamerlingiësks? Nee, bij lange na niet. Bastiaan Geleijnse en ik schreven tijdens onze studie samen cabaret. Jean-Marc van Tol studeerde Nederlands, maar was ook een ongelooflijk gedreven striptekenaar, die altijd zijn portfolio bij zich had, ook bij een college als Chomskyaanse taalkunde. Een hotemetoot van Standaard uitgeverij zag zijn portfolio en spoorde hem aan een album te maken, waarna Jean-Marc Bastiaan vroeg met hem mee te denken. Bastiaan haalde mij erbij en zo is het gekomen. Na in allemaal studentenblaadjes te hebben gestaan meldde zich een uitgever en een paar jaar later werden we gevraagd voor NRC. We waren extatisch, want het was letterlijk een uit de hand gelopen studentengrap. Ik heb nooit gedacht: ik wil een cartoon hebben in een landelijk dagblad.

Meanwhile had jij je roeping gevonden… Ik dacht dat de kern van rechten was: dingen uit je hoofd leren. Tot ik het vak rechtsfilosofie volgde en echt werd gegrepen. Mijn doorbraakmoment was het zogenoemde Apollolaanarrest, over een 38-jarige homoseksuele verpleger die trouwt met een 72-jarige hulpbehoevende miljonaire. Vijf weken na het huwelijk vermoordt hij haar. Het paar is in gemeenschap van goederen getrouwd. Hij kan als moordenaar niet van haar erven, maar hij wil wel de helft van het gezamenlijke huwelijkse vermogen houden. Dat mocht niet van de Hoge Raad. En dat lijkt logisch, maar de vraag is dan: wat als ze na vijfjaar was overleden? Wat als hij hetero was geweest? Wat als hij tachtig was en zij in de twintig? Toen begreep ik: je kunt dus nadenken over wat rechtvaardig is, in plaats van dat uit je hoofd te leren. Je moet nadenken over wat het recht is, kan zijn en moet zijn.

Je werd erdoor gegrepen. Enorm. Tijdens mijn studie overviel mij het plotseling: dit wil ik zijn. Rechter zijn is een bijzondere baan met een enorme en soms moeilijke verantwoordelijkheid. Je moet luisteren en oordelen.

Kun je je nog de eerste keer herinneren dat je als rechter in functie was? Het worden van rechter is een zeer geleidelijk proces, je wordt niet meteen in het diepe gegooid. Maar ik weet nog wel hoe doodzenuwachtig ik was toen ik voor het eerst alleen een zaak moest zitten. Dat was exact hetzelfde gevoel als op een podium te moeten staan. De eerste tien jaar heb ik als rechter altijd zenuwen gehad. Kreeg ik dezelfde rode kop als destijds op school.

Als je zou moeten kiezen tussen Fokke & Sukke en het rechterschap. Dan zonder nadenken het laatste. Waar ik het meest plezier aan beleef zijn de gesprekken met verschillende partijen. Dat heb ik moeten leren. Je kunt en moet als rechter gewoon met mensen in gesprek gaan en vragen: wat is hier aan de hand? We zijn geneigd te denken dat het halen van gelijk voor mensen het belangrijkst is. Dat blijkt toch niet altijd zo te zijn. Nog belangrijker is het voor partijen dat er echt naar ze wordt geluisterd door iemand die hun dossier echt kent. Als die persoon vervolgens zegt: ‘Ik heb u heel goed gehoord, ik heb er alles over gelezen en ik heb er heel goed over nagedacht, maar die andere partij heeft gelijk,’ dan gebeurt het regelmatig dat mensen zeggen: daar kan ik mee leven. De belangrijkste les is: het mag niet zo zijn dat een partij de rechtszaal verlaat met het gevoel dat er niet naar hen is geluisterd. Audi et alteram partem, hoor ook de wederpartij.

Een paar weken geleden gaf je in een kerk in Bussum een ‘Preek van de Leek’, waarin gastsprekers een onderwerp mogen aansnijden dat hen na aan het hart gaat. Jouw preek ging over de gevaren voor onze rechtstaat. Ik sprak daar over ‘de wil van het volk’ in relatie tot de rechtspraak, want dat schuurt soms. De volksvertegenwoordiging vertegenwoordigt de wil van het volk, de rechterlijke macht spreekt recht. Rechters zijn er om te luisteren, ook bijvoorbeeld naar de minderheid of naar minderheidsstandpunten. Soms kan het zijn dat wat de meerderheid wil niet rechtvaardig is.

Politici als Wilders en Baudet zagen expliciet aan de poten van de rechterlijke macht. De wil van het volk is leidend in een democratie, maar daar hebben we een parlement voor. De PVVen het FvD willen graag de gekozen rechter invoeren, maar daar ben ik echt op tegen. In Polen en Hongarije ligt de rechterlijke macht onder vuur. Daar wordt de pensioenleeftijd voor rechters teruggebracht, om rechters in te ruilen voor regeringsgezinde rechters. Dat gebeurde in ons land voor het laatst in september 1941. Ik maak nu bewust een vergelijking met de Tweede Wereldoorlog. Er zijn lessen te trekken uit wat er in de geschiedenis is gebeurd, hoe onnodig dat eigenlijk zou moeten zijn. De onafhankelijkheid van rechters stoort sommige politici. Terwijl dat aan de basis ligt van onze rechtstaat.

Waarom zouden jullie je als rechters iets aantrekken van wat politici over jullie zeggen? Je bedoelt denk ik wat Folkert Jensma [oud-hoofdredacteur NRC Handelsblad – RG] zegt: dat rechters niet kunnen worden ontslagen, dus dat ze niet kleinzielig moeten doen. Maar rechters zijn verder machteloos. We hebben geen geld en geen leger. Als politici zich niets meer van ons zouden aantrekken is het voorbij met de rechtsstaat. Als machthebbers uitspraken naast zich neerleggen is het voorbij. Wederzijds respect voor elkaars rol is essentieel.

Vind je dat een reële angst? Op dit moment niet, maar alles kan reëel worden. Je kunt zien dat de druk op onze onafhankelijkheid groter wordt, en dus is waakzaamheid geboden. Vanuit populistische nationalistische hoek wordt het monopolie van ‘de wil van het volk’ als hoogste goed gezien, ten koste van mensen die anders denken. Dat is kwalijk. De macht van de Staat moet altijd met argusogen in de gaten worden gehouden, dat is een opdracht aan iedere burger, maar ook een taak van de rechter. De rechterlijke macht moet kunnen luisteren naar burgers in nood en hen soms te hulp komen. De overheid moet soms worden gecorrigeerd. Daarom is onze onafhankelijkheid zo belangrijk.

CV

John Reid (19 februari 1968) is kantonrechter, stripmaker en tv-presentator. Hij zat op het Stedelijk Gymnasium in Utrecht in de klas bij cabaretier Thomas van Luyn en zijn latere stripbroeder Bastiaan Geleijnse. Reid studeerde rechten aan de UVA. Hij werd lid van het Studentencorps, waar hij striptekenaar Jean-Marc van Tol ontmoette. Reid, Geleijnse en Van Tol begonnen in 1993 de strip Fokke & Sukke, die sinds 1999 in NRC Handelsblad staat. Reid was bestuursrechter en asielrechter tot hij in 2001 kantoorrechter werd in Alkmaar. In 2016 volgde hij mr. Frank Visser op als Rijdende Rechter. Reid is getrouwd met schrijfster Judith Eiselin, met wie hij twee dochters heeft.

TV

‘Ik kijk regelmatig naar NPO Start, met name naar Ik vertrek en Tussen kunst & kitch. Veel Netflix ook. Op dit moment zit ik in Peaky Blinders, The Walking Dead heb ik helemaal uitgebinged. Ozark keek ik graag. Natuurlijk heb ik Making a Murderer gezien, maar vraag me niet over de schuldvraag te oordelen. Ik luister het Radio 1-Journaal en qua muziek veel naar hiphop. Op mijn twaalfde ben ik wakker geworden met The Sugar Hill Gang en altijd in de hiphop gebleven. Nu luister ik veel oldskool, mijn grens ligt bij 2009. OutKast heb ik nog nooit een slecht nummer horen maken. Foxy Brown. Ook luister ik veel podcasts. Hitparade van Chris Molanphy. Revisionist History van Malcolm Gladweil, echt geweldig.’