Jonge goden van de grachtengordel

Het Parool, 25 november 1994

Boekrecensie: Alexander Reeders, De kreukelzone, De Harmonie, ƒ 24,90

Overtuigend debuut van Alexander Reeders

‘Wat ik nu wil, is van iedere avond een ervaring maken. Ik wil plezier hebben met zoveel mogelijk vrienden, dronken zijn als dat leuk is op dat moment, goed eten, hard rijden als ik wil, mijn muziek zo hard draaien als ik wil, geen moment verliezen met trivialiteiten, het leven leven, nu en hier, zo intensief mogelijk, omdat je er maar één hebt.”

Dit zijn de woorden van Paul van Velzen, de hoofdpersoon van het openingsverhaal ‘Nu en hier’ uit de bundel De kreukelzone van debutant Alexander Reeders (1963). Die Van Velzen is een jonge, rijke, knappe, geslaagde beursjongen, een personage van het sociaal-superieure type dat veel te weinig figureert in de Nederlandse literatuur. Hij was jong in de jaren zeventig, de jaren van de enorme materiële vooruitgang. In dat decennium ging hij studeren en was hij net als zijn vrienden ‘vastbesloten om carrière te maken, te gaan voor geld, bezit, dure vakanties, zon, sport, eten, drinken, seks en muziek.’ “En dat hebben we gedaan ook,” voegt hij hier aan toe, “daar gaat dit verhaal over.”

Ik zat eigenlijk een beetje te wachten op een verhaal als ‘Nu en hier’, want nadat in Amerika schrijvers als Bret Easton Ellis en Jay Mclnerney hun bratpack-romans hadden geschreven (over rijke welvaartsjongeren in de tintelende grote stad), heeft het tien jaar geduurd eer er zich dan eindelijk een overtuigende Nederlandse bratpack-pendant aandiende. In Gimmick! van Joost Zwagerman sluimerde natuurlijk al enig bratpack-gevoel, maar dat leek bleef te Europees, te Hollands in misschien toch ook teveel would be. ‘Nu en hier’ is anders. Het ademt ook iets onmiskenbaar Nederlands uit, maar tevens heeft het de gemene humor, het onderkoelde cynisme en het achteloze van de Amerikaanse varianten.

Alexander Reeders (die bedrijfskunde heeft gestudeerd en werkte in de financiële staf van een groot Nederlands concern) heeft door de ogen van Paul van Velzen een beeld geschetst van de yuppie-jongens (en meisjes) die leven als jonge goden in de Amsterdamse grachtengordel. Subliem is de manier waarop Reeders beschrijft hoe een te vroeg rijk geworden jongeman hyper- en overbewust bijna spottend met zijn klanten en bazen omgaat (‘uit mijn oogopslag, mijn glimlach, lichaamshouding, mijn aandacht voor zijn woorden, uit, mijn meebewegen in zijn ritme van ernst en ontspanning blijkt dat ik hem een belangrijk functionaris en bovendien een prettig mens vind. (…) Ik communiceer ontzag voor Wiebes blijkbaar goede contacten op directieniveau’). Met een klant die erg van de sport houdt, praat Van Velzen (die er zelf wéinig mee opheeft) een half uur over golf: “Ik heb mij vanmiddag op dit gesprek voorbereid door recente nummers van Golf World en Golfers Magazine door te nemen. We blijken dezelfde visie te hebben op de trends in deze sport.”

Ook zijn (potentiële) minnaressen behandelt Van Velzen met hetzelfde, bijna liefdevolle cynisme. Als hij met het meisje Mariette praat, legt hij uit: “Ik vertel leuke verhalen over wat ik in de stad allemaal meemaak, maar laat merken geen oppervlakkige allemansvriend te zijn. Ik heb mijn reserves over de vele contacten die je hier opdoet. Dat is potentieel gevaarlijk want zij is natuurlijk ook zo’n contact, maar ik passeer deze hindernis en kom nu in Mariëttes vertrouwelijke zone. ‘Veel mensen zijn zo onecht, iedereen blaast zichzelf zo op’, klaagt ze. Het daaropvolgende kwartier werk ik eraan in het kamp van de oprechten geplaatst te worden. Ze beloont me met een biertje.”

Het meest verrassende aan ‘Nu en hier’ is het slot. Een gotspe: een verhaal over mooie & rijke & jonge goden, dat voor de verandering ook nog eens goed en happy afloopt, zonder moralistisch gezeur of een personage dat van zijn voetstuk pleurt. Bravo!

Ik besef dat ik veel tekst aan dit openingsverhaal heb besteed, maar daar was ik ook het meest van onder de indruk. Op één verhaal (‘De reiziger en het meisje’) en wat treitertrend-achtige tussendialogen na gaan de andere verhalen in De kreukelzone ook over jonge succesvolle lieden uit het Amsterdamse zakenleven. ‘September’ is een verhaal over bindingsangst en de druk die je als bij na-dertiger voelt wanneer je vroegere vrienden zich gaan voortplanten. In dit stuk staan mooie passages: “De beste zijn het eerste weg en achter in de twintig worden degenen die over zijn allemaal wanhopig. En de knappe zijn dom en de slimme lelijk en de paar die slim en knap tegelijk zijn, hebben geen smaak wat mannen betreft.” ‘Karel Kans en de gouden opportunity’ is een schitterende vertelling over een jonge concept-marketeer. Wederom schitterende zinnen, die me nieuw lijken in de Nederlandse letteren: “Er werd hoog in de markt gestapt: eerst werden de high profile corporate accounts getarget en in de tweede instantie de second tier van het bedrijfsleven, alsmede een beperkte groep kapitaalkrachtige particuliere consumption pioniers en early adopters.”

Reeders is met De kreukelzone overtuigend gedebuteerd. Ik verordonneer hém hierbij dat hij per direct aan een roman begint, om Nederland een volwaardig bratpack-boek  e geven. Wat mij betreft wordt dit een vervolg op ‘Nu en hier’ en met als zij verhaallijn een leuk overnamegevecht of zo.

Kortom: aan de slag, Reeders: meer, meer, meer!