Jongetjesputter

De Volkskrant, 3 januari 2011

Op Oudejaarsavond 1945 was mijn vader 12 jaar. Ik kan me een voorstelling maken hoe de sfeer tijdens die jaarwisseling in Nederland en in het gezin van mijn vader moet zijn geweest. De opluchting van de bevrijding en de verwachtingsvolle hoop op betere tijden. Voedsel was nog schaars, maar toch zal mijn oma oliebollen en appelflappen hebben gebakken. En hoe armlastig het gezin van mijn opa ook was: er moet goed zijn gedronken op de toekomst. Geld aan vuurwerk zal niet zijn verspild en een nieuwjaarsduik zat er zeker niet in.

32 jaar later had ik dezelfde leeftijd als mijn vader in 1945. Het contrast tussen mijn vaders jeugd en die van mij kon bijna niet groter. Nederland was een totaal ander land; in tegenstelling tot mijn vader heb ik een zorgeloze hongervrije kindertijd gehad. Van die oudejaarsdag in 1977 herinner ik me niets, al vermoed ik dat mijn vader ’s ochtends tegen ons zijn jaarlijkse vaste grap zal hebben gemaakt, door met een handdoek onder zijn arm aan te kondigen dat hij ‘voor het laatst in het jaar ging douchen’, een grap die ik tegen mijn kinderen nog steeds maak.

Ik kan me een voorstelling maken hoe ons gezin die jaarwisseling moet hebben gevierd: met een enorme stapel zelfgebakken oliebollen, veel drank, maar geen rotjes. Mijn vader vond vuurwerk kinderachtig en voor nieuwjaarsduiken was hij veel te weinig mannetjesputter.

En nu, 33 jaar later, is mijn zoon 12 jaar oud. Het contrast tussen zijn kindertijd en die van mij is verwaarloosbaar. Mijn zoon leest min of meer dezelfde jeugdboeken als ik en speelt met hetzelfde speelgoed, hij draagt dezelfde kleren en heeft hetzelfde kapsel. Zijn opa droeg drollenvangers en zijn coupe heette kort-Amerikaans, hij draagt Adidas en heeft een enorme berg haarwoeker op zijn hoofd.

Oud en nieuw vierden we dit jaar op Vlieland, in het strandhotel Seeduyn. Mijn vaders afkeer van vuurwerk heb ik niet op mijn zoon kunnen overbrengen: samen met andere jongetjes van zijn leeftijd is hij tot half twee ’s nachts bezig geweest om de demonen van het nieuwe jaar te bezweren met geknal.

Maar het grootste contrast tussen mijn zoon en mij – en mijn vader – werd duidelijk bij de nieuwjaarsduik. Vlieland sprong dit jaar voor de twaalfde keer massaal in zee. Zo’n driehonderd eilandbewoners en toeristen maakten zich op om de kou te trotseren, onder wie mijn 12-jarige zoon. Aanvankelijk wilde hij op het laatste moment toch niet, omdat het hem plotseling tamelijk onzinnig overkwam. Maar waar mijn vader mij in dat geval berustend en instemmend zou hebben gezegd dat zo’n nieuwjaarsduik inderdaad de kinderachtigheid ten top is, reageerde ik niet zoals ik ben opgevoed. ‘Nou niet zeiken, het water in, verdomme’, riep ik.

Diep zuchtend trok mijn zoon zijn kleren uit, om zich door mij met grote tegenzin naar de branding te laten sturen. Binnen drie minuten was hij terug, bibberend en verkleumd, maar gloeiend van trots dat hij met de andere Echte Helden erwtensoep mocht slurpen. Dit zal hij zich later zeker herinneren, de jongetjesputter.

Ik denk aan de jaarwisseling van 2043. Zal Nederland dramatisch zijn veranderd? Wat ik plotseling scherp voor me zie is dat mijn zoon zijn dan 12-jartge knulletje bij een nieuwjaarsduik onverbiddelijk naar zee zal sturen.