Joost Zwagerman

AD Magazine, Zaterdag 5 & zondag 6 september 2020.

Op dinsdag, 8 september 2020, is het vijf jaar geleden dat Joost Zwagerman een eind aan zijn leven maakte. Giphart blikt terug op Zwagermans oeuvre.

De ziekte van jij – Gedichten

In 1988 studeerde ik Nederlands, een vakgebied dat toen uitsluitend was gericht op overleden (of zo-goed-als overleden) ernstige literatoren. En toen kwam de destijds 25-jarige Joost Zwagerman met zijn tweede magistrale dichtbundel, De ziekte van jij.

Zwagerman werd uitgenodigd door de vereniging van studenten Nederlands, voor wie hij in een bovenzaaltje amechtig rokend – een bevlogen voordracht gaf over Amerikaanse literatuur, ‘maximale poëzie’ en zijn gedichten in het bijzonder. We stonden perplex.

De ziekte van jij was een bijna manische bundel van vijfendertig hartstochtelijke en eigentijdse liefdesgedichten die met een overdosis poëticale daadkracht en dichtplezier waren geschreven. De gedichten begonnen allemaal met drie puntjes, waardoor je als lezer direct Zwagermans wereld werd binnengetrokken: ‘…was jij soms zo dichtbij / dat je er niet meer was / en ik nog minder. Dan boog je / je naar voren, jouw haar / voor mijn gezicht, dan werd jij mij / en ikke jij. Werden wij van liefde / het soortelijk gewicht.’

Het knappe was dat ondanks de schijnbare eenvormigheid ieder gedicht een andere stijl en een andere invalshoek had, geïnspireerd op het werk van voorgangers (Gorter, Claus, maar ook veel popmuziek). Uiteindelijk leidde dat tot een waanzinnig moderne en tegelijkertijd diep gewortelde klassieke ode aan de liefde, een boek waarmee Zwagerman voor altijd naam maakte.

Gimmick! – Roman

Wat De ziekte van jij was voor de poëzie, was Gimmick! voor de literatuur. De publicatie in 1989 van Zwagermans tweede roman werd direct bestempeld als een van de belangrijkste Nederlandse naoorlogse literaire gebeurtenissen. Het boek gaf hem de status van jeune premier en ‘stem van zijn generatie’. Met Gimmick! was Zwagerman de eerste Nederlandse vertegenwoordiger van een internationaal genre genaamd ‘bratpack’: boeken over hedonistische, jeugdige hoofdpersonen die moreel zwabberden tussen goed en kwaad.

Zwagermans roman is een op Amerikaanse leest geschoeide zedenschets over de hippe Amsterdamse kunstwereld, die indertijd werd bevolkt door cokesnuivende yuppen en geldbeluste postmoderne cynici. Hoofdpersoon is de succesvolle schilder Walter van Raamsdonk (Raam’), die net als zijn kunstbroeders opgaat in de snelle cultuur van de mondiale jetset. Maar als Raam verliefd wordt en vervolgens wordt gedumpt, slaat de misère toe. De leegheid van het bestaan komt ineens heel dichtbij.

De literaire bom die Gimmick! was kan niet worden onderschat. Ook nu nog is de invloed van Zwagermans stilistisch superieure roman aantoonbaar bij schrijvers als Arnon Grunberg, Tommie Wieringa, Jaap Scholten en Peter Buwalda.

Vals Licht – Roman

Na het succes van Gimmick! had Zwagerman makkelijk een vervolg kunnen schrijven, maar hij koos voor een andere richting, waarmee hij zijn veelzijdigheid als schrijver bevestigde. Grofweg zijn er twee soorten schrijvers: stilisten en verhalenvertellers. De stilisten herscheppen de taal en de verhalenvertellers nemen hun lezers mee op reis. Joost Zwagerman was een uitmuntend stilist én een al even uitmuntende verhalenverteller.

Hoofdpersoon in het in 1991 verschenen Vals licht is Simon Prins, een jongeman die de bijna pathologische behoefte heeft prostituees te bekijken en te bezoeken. Hij neemt een kamer vlakbij de Amsterdamse rosse buurt en ziet daar een jonge prostituee die zijn aandacht trekt, Lizzie Rosenfeld. Simon bezoekt haar peeskamer en zij staat hem zelfs toe bij haar thuis te komen.

Al snel raakt Simon verliefd op haar en als hij zich in haar te begint te verdiepen, komt hij erachter dat ze vaak niet is wie ze beweert te zijn. Er volgt een moeizame zoektocht naar haar geheime verleden vol schulden, drugs, psychische problemen en crimineel gedrag. Simon en de lezers vragen zich voortdurend af wat ze moeten geloven en vinden van Lizzies gedrag.

Met Vals licht bewees Joost Zwagerman dat hij ook een traditionele, doorwrochte sociaal-psychologische roman kon schrijven.

Americana – Essays

Zwagerman groeide op in een drive-inwoning in een Alkmaarse nieuwbouwwijk. Als uitweg voor de grauwe troosteloze benepenheid ontwikkelde hij in zijn puberjaren een voorliefde voor Amerika. Of althans: voor het Amerika zoals hij zich dat voorstelde. ‘Het land dat ik nooit had bezocht, werd een ankerplaats voor de ziel’, schreef hij hierover. Hij verlangde naar all things American.

Zwagerman raakte geobsedeerd door het Amerikaanse idee dat ‘the sky the limit‘ is, een adagium dat meer tot de verbeelding spreekt dan de polderwijsheid ‘doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg’. Zwagerman bewonderde Amerikaanse schrijvers (de beatgeneratie, bratpack, Saul Bellow, John Updike, Philip Roth, Tom Wolfe), popmuziek (Michael Jackson, Madonna, Prince), films (American Beauty, Coen Brothers), kunstenaars (Andy Warhol, Jackson Pollock, Mark Rothko), fotografen (Diana Arbus, Cindy Sherman) en vele anderen. In de loop der jaren heeft hij veelvuldig over zijn helden geschreven.

In Americana (2013) werden zijn journalistieke en essayistische stukken over Amerika gebundeld, in een box die bestaat uit twee delen, bij elkaar bijna 1200 bladzijden. Het boek is een feest voor iedereen die is gefascineerd door de Amerikaanse way of life. Op Zwagermanniaanse wijze brengt de schrijver zijn enthousiasme voor zijn Amerika op de lezers over.

Wakend over God – Gedichten

Op 8 september 2015 maakte Joost Zwagerman op 51-jarige leeftijd een einde aan zijn leven, Datzelfde jaar verscheen postuum en fraai uitgegeven Wakend over God. In een interview in HP/De Tijd, een dag na zijn overlijden gepubliceerd, vertelde Zwagerman dat hij die dichtbundel in een koortsachtige roes in een tijdbestek van een maand of twee had geschreven.

Waar de ‘maximale stijl’ van De ziekte van jij een buitenissige potpourri was van vrolijke taalkundige uitspattingen, is de stijl van Wakend over God teruggebracht tot minimalistische proporties.

De katholiek opgevoede Zwagerman was zijn geloof al vroeg kwijtgeraakt, maar lijdend aan het leven ging hij toch weer op zoek naar het geestelijke houvast van een Schepper. Onder normale omstandigheden is het God die over de mensen waakt, maar in deze tijden van ontkerkelijking voelde Zwagerman de behoefte terug te keren naar een god, wiens onbestaan hem parten speelde.

Het is ondoenlijk deze bundel te lezen zonder te denken aan Zwagermans zelfgekozen einde en de spoken die hem hebben geplaagd. Zijn worstelingen komen terug bij vrijwel elk gedicht

‘In mijn huis regeert / het duister en het duister / is een valse hond. Een moordenaar / besluipt mijn huis. Loopt / dreigend mijn domeinen rond.’

De moordenaar kreeg Zwagerman uiteindelijk te pakken.