Jort Kelder

AD Magazine 25 juli 2020

Foto’s: Daniel Cohen

Rechts. Groen. Progressief. Vegetariër. Anarchist. Liberal.

PASPOORT: Jort Paul Wouter Kelder
Geboren: 22 september 1964, in Gouda.
Opleiding: Nederlands Recht aan de Universiteit Utrecht. (Was niet lid van het studentencorps.)
Loopbaan: Maakt van 1987 tot 1989 deel uit van het hoofdbestuur van de JOVD, samen met Mark Rutte. Werkt sinds 1990 bij Quote, waarvan hij vanaf 1993 tot 2007 hoofdredacteur is. Bij zijn vertrek verkoopt hij zijn aandeel in het tijdschrift, waarmee hij veel geld verdient. Presenteert tv-programma’s als Kelder & Co, Bij ons in de PC, Hoe heurt het eigenlijk?, Ten strijde! en Buitenhof. Voor NPO Radio1 presenteert hij sinds 2018 wekelijks Dr. Kelder en Co. Hij is regelmatig te gast in talkshows en een veelgevraagd spreker. Sinds 2013 heeft hij bij Suitsupply zijn eigen kledinglijn: The Jort Collection.
Privé: Single. Leeft met twee katers.

Op Terschelling beschouwt Jort Kelder (55) zijn sociaal democratische komaf, de band met zijn broers, zijn chaotische liefdesleven en een recent ‘coronatikje’. “Ik geef nooit meer uit dan honderd euro voor een fles wijn; nu vijftig.”

Boven de Waddenzee hangt een lage, donkere wolk als we op een frisse doordeweekse zomerochtend de haven van Terschelling binnenvaren. Op de kade staat Jort Kelder naast een antieke groene Land Rover. Hij draagt handschoenen van zwavelgeel varkensleer, een smetteloos witte korte broek en een grijze wollen trui met brede V-hals. Alleen zijn All Stars-gympies lijken niet te horen bij de stijlicoon die hij is. “Zeker wel”, pareert hij. “Ik heb een hekel aan vieze schoenen. Als deze sneakers een smetje oplopen kunnen ze zo in de wasmachine. Met de meeste schoenen kan dat niet.” Nog geen minuut zijn we op het eiland en nu al hebben de fotograaf en ik iets opgestoken.

Kelder stelt voor om over Terschelling te toeren, maar eerst wat te nuttigen bij De Walvis, een strandtent op het zogenoemde Groene Strand. Kelders ouders kwamen jarenlang op dit eiland vakantievieren en Jort is zelfs vernoemd naar een bevriende Terschellinger, vertelt hij.

Bij het etablissement tuurt Kelder uit over het wad, zijn kop in de wind, zijn blik naar een plek in de verte. “Daar is een boei genaamd Spathoek, waar ik vroeger met mijn broers viste. Mijn vader zette ons af en zei dat hij ons met doodtij weer op zou halen. Natuurlijk kwam hij altijd uren te laat. Als kind begreep ik niet dat hij hier rust zocht en gewoon een paar uur wilde slapen. Wat ik me van die tijd vooral herinner zijn de schrale randen op mijn benen, door mijn kaplaarzen.”

Tijdens de lunch vertelt Kelder verder over zijn vader, die stuurman was op de grote vaart, tot hij vanwege slechte ogen aan wal moest blijven. “Daar zit een zekere melancholie in”, zegt Kelder. “Mijn vader, met wie ik nog vrijwel dagelijks de wereld doorneem, zette met een Duitse baas een bedrijf voor ladinginspecties op dat in alle havens van Europa opereerde. Toen dat in handen kwam van, zoals hij zelf zei, ‘proleten met een creditcard’ begon hij voor zichzelf, want hij wilde geen beslommeringen meer. Rijk is hij er nooit van geworden, vrij wel. Geld interesseerde hem niet in het minst. Zelf vind ik: als je dan toch hard werkt, kun je er maar beter veel geld mee verdienen.”

Zegt de kleinzoon van een rode arbeider. “Van oudsher werkten de Kelders inderdaad in de diamantslijperij. Mijn opa schopte het van arbeider tot fabriekschef, maar bleef wel altijd rood. Hij woonde in huizen van de socialistische woningbouwvereniging. In feite waren wij een modelfamilie van socialistische verheffing. Mijn vader heeft mij weleens meegenomen naar een partijcongres van de PvdA, waar ik Joop den Uyl bibberend de vraag stelde of Hans Janmaat van de toenmalige extreemrechtse Centrumpartij kiezers weghaalde van links. In latere jaren is mijn vader afgehaakt richting D66 en de VVD. De verstandige afslag, zeg maar.”

En je moeder? “Een lieve binnenvetter die zichzelf wegcijferde ten bate van haar gezin, met de boeken van Simone de Beauvoir op haar nachtkastje. Uiteindelijk was ze de baas in huis, mijn vader was niets zonder haar. Ze hebben ons calvinistisch opgevoed, in de zin dat mijn ouders niet maalden om spulletjes. Het was een ver doorgevoerde eenvoud, waar ze ook wel een beetje mee koketteerden. Toen de leaseauto in de jaren 80 werd uitgevonden, wilde iedereen in zo duur mogelijke auto’s rijden. Pesterig koos mijn vader daarom de goedkoopste, een signaalgele Ford Taunus. Later heb ik hem wel aan de Saabs en de Volvo’s gekregen.”

Want jij bent wél van de spulletjes. “Nu minder dan vroeger. Met mijn broers, heb ik weleens bedacht dat onze interesse in het materiële een reactie was op de soberheid van onze ouders. Mijn broers Maarten en Reinier vertrokken allebei naar de VS om te studeren. Inmiddels zijn zij soepel draaiende carrièremachines in ‘de corporate business, die zich een beetje zorgen maken over hun jongere, matig verdienende broertje. Ik blijf toch altijd de wankelste.”

Jij was de oudste van een drieling, van wie je twee jongere broertjes het niet hebben overleefd. Voor het eerst sinds onze ontmoeting is Jort even stil. Dan, aarzelend: “Mijn moeder heeft mij dat ooit verteld. De jongens zijn binnen anderhalve dag na onze geboorte overleden. Ik heb hun geboortekaartjes gezien, ik weet hun namen. Het verschil tussen hen en mij was ongeveer vijftig gram, voor mij net genoeg om te overleven. Ik denk er natuurlijk weleens over na, waarom ik wel en zij niet. Er was een keer een Amerikaanse psycholoog die tegen mij zei dat ik hun killer zou zijn. Ja, Jezus… Ik ben geen killer. Ik ben een ontzettend zacht ei.”

Hoe gingen je ouders ermee om? “Ik weet dat het mijn moeder veel pijn heeft gedaan, maar dat leed werd niet gedeeld. Wij komen uit een behoorlijk stoïcijns gezin.”

Even eet Kelder zwijgend verder van zijn vegetarische maaltijdsalade (‘echt een stom woord, maaltijdsalade’) en dan legt hij met lichte terughoudendheid uit: “Toen ik Hoe heurt het eigenlijk maakte, zag ik dat bij de adel en dat oude geld ook: laat je gevoelens niet aan de buitenwereld zien. Ik vind dit soort vragen over mijn privéleven een beetje lastig. Het heeft iets exhibitionistisch en daarbij is het lelijk om over jezelf te praten. Dat heeft ook met deze tijd te maken. Vrijwel iedereen heeft het alleen maar over ik ik ik. Al die emotionele erupties op social media en op tv… Ik wil mezelf daartegen wapenen.” Glimlachend: “Hoe laat is je afvaart? Zal ik je al terugrijden naar de haven?”

Toch laat je je interviewen. “Ja, omdat ik het leuk vind om met jou te praten. Het is natuurlijk veilig om over de Europese Unie te beginnen, maar het wordt ongemakkelijk als het over mezelf gaat. Corona? Makkelijk, Rutte, of hij nu wel of niet een vriendinnetje heeft? Makkelijk. Trump? Makkelijk. Mezelf? Moeilijk. Daarbij heeft mijn familie er nooit om gevraagd dat ik over hen vertel. Ik ben zo’n stommeling die in interviews de waarheid spreekt, maar je kunt soms gewoon beter je kop houden. Ik heb mijn moeder weleens boos aan de deur gehad. Of een ex die ontzet was. En het laatste wat ik wil is mot met de exen. Kun je je opnameapparaat niet even uitzetten?”

Na de lunch rijden we in de Land Rover over het eiland, terwijl Kelder ons wijst op bezienswaardigheden, zoals een huisje dat zijn ouders vaak huurden (‘ik herinner me dat het op het eiland altijd koud was, altijd koud’). We komen aan bij de vakantiewoning die Kelder en zijn broer Maarten een paar jaar geleden lieten bouwen, toen ze 90 vierkante meter duintand konden bemachtigen. Het ecovriendelijke huis oogt spectaculair: een opvallend bouwwerk van geperst Fins hout, een moderne piramide in het landschap.

Kelder: “Een huis mag hier maar zeven meter hoog zijn, dus we hebben lengte gewonnen door de diepte in te gaan. Ik wilde vooral het gevoel van ruimte benadrukken. We hebber een grote open kamer, met aan de kant verschillende lagen die zijn verbonden door trappetjes.”

Hij neemt ons mee naar de nok, waar aan het plafond een grote doorzichtige plastic kuipstoel hangt met prachtig uitzicht op zee. Er ligt een verrekijker, die Kelder vroeger gebruikte om in het huisje van zijn ouders naar zee te staren. “Dan riep ik namen van passerende schepen. Mijn vader wist meteen de rederij en de gezagvoerder.”

We kijken uit over de duinen. “Wat ik aan dit huis vooral zo fijn vind zijn de avonduren. Het licht is hier dan heel mooi, het huis wordt een soort lichtspetterende diamant.”

Even later zitten we aan de ruime eettafel. Ik vraag of hij het huis wellicht wil verhuren, maar dat doet hij in principe helaas niet. “Al zou ik dat misschien wel moeten doen, want ik heb natuurlijk ook een coronatikje gekregen. Ik denk dat ik zeker drie ton omzetverlies heb, niet alleen van gemiste optredens, maar ik verkocht ook een paar maanden nauwelijks kleren via mijn kledinglijn bij de firma Suitsupply. Gelukkig trekt dat nu weer bij. Wel heb ik mijn Maserati weggedaan, als een concessie naar deze tijd. Maar ik heb nog steeds wel zeven auto’s in mijn garage staan, hoor.”

Concessie naar deze tijd? Heb je je zorgen gemaakt? “Ik moet toegeven dat ik door de crisis wat mood swings had, en dat past toch niet bij me. Naast de inkomsten miste ik het oprecht om op te treden. Verder ben ik hier meestal alleen, mijn leven speelt zich voor een groot gedeelte in eenzaamheid af. Tijdens de crisis nam ik me voor eens in alle rust te werken aan een boek over mijn persoonlijke avonturen. Helaas kwam daar wat tussen toen ik over de coronacrisis iets ter discussie stelde dat een beetje stof deed opwaaien.”

Dat is een understatement. Toen Kelder in het begin van de lockdown poneerde dat de economie was stilgevallen omdat we ’80-plussers aan het redden zijn die te dik zijn en gerookt hebben’, kreeg hij een shitstorm aan kritiek over zich heen. “Ik ben een hofnar”, zegt hij erover, met een kleine stemverheffing. “Ik moet lastige vragen stellen met een knipoog, de waarheid verpakken als een sprookje. Tijdens de coronacrisis heb ik dingen ter discussie gesteld, zonder dat ik daar nu per se zelf iets van vind. Ik ben een lachspiegel.”

Wat vond je vriend Mark Rutte ervan dat je je tegen zijn beleid keerde? “Ik becommentarieer politiek, en als het moet dus ook de beslissingen van dit kabinet. Dat hoort er nu eenmaal bij. In interviews krijg ik altijd vragen over Mark – zoals hij ook wel vragen over mij krijgt – maar we hebben de afspraak dat we elkaar een beetje met rust laten. Hij komt hier vaak naartoe, binnenkort weer. Dan kijken we naar documentaires, archiefbeelden over de jaren 70, het liefst over Joop den Uyl. Zijn kabinet vinden wij by far de interessantste regering die Nederland ooit heeft gehad, interessanter dan Ruttes eigen kabinetten.”

We praten verder over Kelders ongebondenheid. De afgelopen jaren is zijn liefdesleven – met op de klippen gelopen relaties met Georgina Verbaan en Lauren Verster – in de media breed uitgemeten.

Heb je op dit moment een relatie? “In de liefde ben ik een dweil. Ik heb niet echt een indrukwekkend trackrecord. Soms word ik gebeld door vriendjes die relatieproblemen hebben en dan zeg ik: vraag je werkelijk mij om advies? Ik koester mijn solitaire bestaan, maar als er een duif in mijn net vliegt, zien we wel hoe het gaat.”

Je zit niet op Tinder om te kijken of er op Terschelling nog iets te scoren valt? “Nou, dit is een plek op aarde waar je ontzettend goed monogaam kunt zijn. Kort pittig met windjack, dat zijn de vrouwen hier. Niet helemaal mijn interesse. Ik leef een afgezonderd leven met mijn Britse kortharige katten Harry en Carlos, en ik ben best gelukkig, hoor.”

Hij checkt ondertussen zijn telefoon: hij krijgt een berichtje binnen over De Stelling van Nederland, het programma van AvroTros waarvoor hij begin juli het racismedebat leidde. Kelder: “Dat soort debatten vind ik geweldig om te doen, en ik denk ook dat ik er goed in ben, omdat het me makkelijk afgaat vele standpunten te begrijpen en om mensen te prikkelen. Ik vind het rumoer tijdens zulke gesprekken heerlijk.”

Omdat de zon eindelijk is doorgebroken kan de fotograaf aan het werk en daarom gaan we weer op pad: ik mag zelfs even achter het stuur van Kelders ronkende viercilinder. Na een strandwandeling en een sessie in het bos waarbij Kelder jongensachtig dennenappels naar ons gooit, is onze laatste stop de verbouwde strandtent West aan Zee.

Kelder twijfelt of hij ‘muntthee en een appelding’ zal bestellen, of een witte bourgogne. “Ik heb moeite hier op het eiland witte bourgognes op de kaart te krijgen. Soms zie ik een instapmodelletje, maar nooit een Puligny-Montrachet. Overigens geef ik nooit meer uit dan honderd euro voor een fles wijn. En nu, in coronatijd, vijftig.”

In 2009 beweerde je in een interview: ‘Hoe ouder ik word, hoe linkser ik word.’ Ik neem aan dat je dus zo langzamerhand eindelijk terug bent bij de sociaaldemocratie? “Heb ik dat gezegd? Het moet niet gekker worden. Toen zaten we nog midden in de verrechtsing en zagen we voortdurend het lelijke gezicht van het kapitalisme, dat er alleen maar op uit leek aandeelhouders nog rijker te maken. Vandaag gaat de slinger weer de andere kant op. Nederland is een genivelleerd land, qua inkomen een van de vlakste landen ter wereld. Er is hier een enorme obsessie voor wat de buurman verdient: als dat maar niet te veel is! Ik denk dat de vraag moet zijn hoe we allemaal meer kunnen verdienen. Je hoeft de top niet naar beneden te halen om de bodem te helpen. Om je vraag te beantwoorden: ik vind dat je altijd moet proberen progressief te zijn. Dat is niet per se links.”

Jij bent progressief? “Ik ben ervoor altijd alles ter discussie te stellen en te verbeteren. Ik zit op de koers van ecomodernisten: we moeten ophouden met somberen en geloven in het kunnen van de mens.”

Een half uur later scheuren we terug naar de haven. “De enige natuurlijke baai van Nederland”, zegt Kelder. Op de valreep nog een weetje. Bij het afscheid vraagt hij of ik tevreden ben met zijn antwoorden en of hij zichzelf niet te vaak heeft tegengesproken. “Ik begrijp best dat ik moeilijk ben in te delen. Mensen houden ervan om te labelen. Rechts.-Progressief. Vegetariër. Groen. Benzineslurper. Anarchist. Liberaal. Ik hou er niet van om te worden ingedeeld, daar heb ik een fysieke weerstand tegen. Ik wil ongrijpbaar zijn.”