De Volkskrant, 28 oktober 2008
‘Ze stinken allemaal.’
Mijn kinderen keken geschrokken naar de rug van de Turkse taxichauffeur. We waren op weg van Schiphol naar Utrecht en we praatten vrolijk na over een homo-echtpaar dat we hadden ontmoet. De chauffeur had uit zichzelf bedacht een bijdrage aan onze familieconversatie te leveren.
‘Dat soort mensen krijg ik ook wel eens in mijn auto’, ging hij verder. ‘Je kan ruiken dat ze homo zijn. Ze stinken.’
Mijn kinderen waren onder de indruk. Zo vaak voeren ze geen gesprek met een heuse allochtoon; ze voelden zich erg maatschappelijk betrokken.
‘U bedoelt dat ze soms naar aftershave ruiken?’, probeerde ik de chauffeur subtiel te waarschuwen, maar hij was niet te stoppen.
‘Nee, naar zuur. Het is iets biologisch. Homo’s ruiken gewoon anders, scherp, vies. Zo herkennen ze elkaar.’
Om deze homofobe oprisping te compenseren, keken we ’s avonds met het hele gezin naar de finale van het AVRO-programma De zoektocht naar Joseph. Ik kom uit een homovriendelijk milieu, bijna op het krampachtige af. Om niet aan stereotypen te voldoen, zeiden mijn ouders consequent dingen als ‘wanneer je later thuiskomt met een meisje, of met een jongen, dat kan natuurlijk óók’. Ze riepen dit zo vaak, dat toen ik eenmaal schoorvoetend een vriendinnetje meenam, ze niet boos leken maar wel verdrietig (gelukkig voor hen heeft mijn zus in ons gezin de homo-eer hoog gehouden).
De zoektocht naar Joseph is een met staatsgeld gesubsidieerde reclamespot voor een musical van roop van de Ende. Mijn vrouw en kinderen bleken de serie al weken te volgen en ze verheugden zich op de apotheose. Ik keek voor het eerst mee, mezelf voor mijn hoofd slaand dat ik dat niet vaker heb gedaan, want ik heb in maanden niet zo gelachen.
Ik stelde me voor dat ik televisierecensent Wim de Jong was en dat ik verslag zou moeten doen van deze freakshow, waarin gezocht wordt naar een juiste kandidaat voor de hoofdrol. De panelleden van het programma deden een wedstrijd wie het meest ontroerd en onder de indruk was.
Het kan niet anders dan dat ‘Ieading lady’ Pia Douwes dit jaar een Louis d’Or wint voor haar fenomenale acteerprestatie als panellid. Zonder onderbreking volgde zij de zangprestaties van de kandidaten huilend, bibberend, wiegend, amechtig zuchtend, meelevend, trillend, soms zelfs bijna orgasmerend. ‘Het heeft me ongelooflijk geraakt’, zei ze na zo’n beetje elk liedje. Mij ook hoor, mij ook. Ik zat ook echt te gillen op de bank.
‘Ik verstond je soms niet, maar ik hoorde je ogen’, zei ze tegen kandidaat Roy, een uitspraak waar menig dichter jaloers op zal zijn.
Heerlijk waren ook de beelden van panellid Paul de Leeuw, die voortdurend keek alsof hij vergeten was voor de uitzending nog even naar het toilet te gaan. Ondanks zijn dwarse drolletje luisterde hij diepgeroerd naar een Joseph die zong: ‘vailag sta ik hier. Hondardan gezichtan, duizand tredan naar benedan, naar buitan.’
Hoogtepunt van dit emo-toilet, deze stortbak van homoseksueel innuendo, waren de oprispingen van de ‘musicaltycoon’ Willem Nijholt, die er half dementerend bij hing en louter geïnteresseerd leek in de vraag wanneer de bezorger van Tafeltje Dekje langs zou komen voor zijn warme prak.
De uitslag van de wedstrijd hebben mijn kinderen zondag niet meer meegemaakt, want die kwam pas later in de avond.
‘Stinken homo’s echt?’, vroeg mijn dochter toen ze haar tanden had gepoetst. Blijkbaar had de allochtone chauffeur indruk gemaakt.
‘Nee natuurlijk niet’, zei mijn vrouw.
‘Hij rook zelf naar knoflook’, zei mijn dochter, waarop mijn zoon zijn borstel uit zijn mond haalde en moeizaam toevoegde: ‘Ja, zo herkennen ze elkaar.