Kamagurka

Vara Gids 39, 27 september – 3 oktober 2014

Vlaams Multitalent Kamagurka (58, pseudoniem van Luc Zeebroek) tekent, schildert, maakt theater en documentaires. Momenteel verblijft hij in Zwitserland om te schrijven aan zijn nieuwe show. Ronald Giphart zocht hem op.

Waarom Zwitserland? Als ik in België zit, word ik steeds maar gebeld door mensen, door de VARAgids bijvoorbeeld. Dat heb ik hier niet. Mijn nieuwe theatershow heet Vliegangst op de pechstrook. Over het feit dat een mens voor het grootste gedeelte van zijn leven in een auto zit. Soms wel zes uur per dag. Ik zat dat te bedenken en het angstzweet brak mij uit. Fuck man, het is al een full time job om je te verplaatsen om te kunnen werken. Ik heb daar een nachtmerrie over gehad, en die heb ik opgeschreven. Dat is mijn programma.

Ik spreek jou omdat je een nieuwe documentaire hebt gemaakt. Ja, met een dikke knipoog naar driehonderd jaar ‘De Vrede van Utrecht’. Driehonderd jaar geleden hebben de Nederlanders in Utrecht op papier de grens hertekend tussen het toenmalige Oostenrijk, waartoe Vlaanderen behoorde, en Frankrijk. Mijn film gaat over de gevolgen van die grensbepaling. Er zijn nog altijd veel Fransen die Vlaams spreken. Ik ben in die streek geboren en ik heb er nooit bij stilgestaan wat de gevolgen waren. In Oekraïne is nu hetzelfde aan de gang. Net als in andere gebieden op aarde. In mijn documentaire stond ik op een bepaald moment op de grens tussen België en Frankrijk, op een plek waar 40.000 soldaten waren gesneuveld. Precies daar waar ik stond! Dat fascineert me.

Je zei ooit dat op je grafsteen mag komen te staan: ‘Kamagurka, grensgeval’. Hahaha. Ik weet het nog. Ik ben iemand die altijd op de grens wil gaan zitten. Ik maak muziek, maar wel mijn muziek. Ik schilder, maar niet zoals de meeste schilders. Zelfs mijn cartoons zijn niet zoals de meeste cartoonisten. Ik zoek toch altijd zo veel mogelijk de grens op omdat het daar gebeurt. Daar is beweging. In het centrum is het altijd veilig. Daar komt bij dat ik geboren ben in België. Dat is nog veel kleiner dan Nederland. Waar je in België ook bent, als je vijftig kilometer naar links, rechts, boven of onder gaat ben je al ergens anders. België is eigenlijk een grens op zich. Ik woon in een permanent grensgebied. Dat is boeiend hoor, omdat we hier heel veel invloeden hebben. Ik keek naar Koot & Bie én naar Monty Pyton én naar Franse absurdisten.

Je bent toch het meest beïnvloed door Franse cartoonisten? Ja, als scholier al. Ik was een jaar of zeventien en ik ging met mijn school op kamp met een bus vanuit Brugge naar Parijs. Destijds was ik helemaal wild van Franse tekenaars. Langs de Seine had je krantenkiosken, waar ik affiches zag hangen van Hara-Kiri (een satirisch tijdschrift dat zichzelf ‘stom en boos’ noemde – RG). Die posters sprongen in het oog omdat ze provocerend en grappig waren. Vrouwen met dikke tetten met borsthaar erop. Brigitte Bardot zonder tanden. Ik was verkocht. Voor mij was dat ware kunst. We gingen met school naar het Louvre. Dat interesseerde mij geen reet. Alsof ze mij ouwe koek wilden verkopen voor verse wafels. Op een gegeven moment ben ik weggerend van mijn klas. Je mag me geloven of niet, maar ik sloeg een steegje in en daar stopte een witte Citroën GS, waar een man uitkwam die ik herkende. Het was verdomme Gébé, de hoofdredacteur van Hara-Kiri. Een geweldige tekenaar. Ik sprak hem aan, waarop hij een deurtje opende. Plotseling zat ik midden in een redactievergadering van allemaal tekenaars die ik bewonderde.

Dat is toch een hoger ingrijpen? Ja, God bestaat. God is een absurdist. Het was een puur intuïtieve actie van mij. Ik was zo gefocust op Hara-Kiri dat dit moest gebeuren. Dat is voor mij een levensles geweest: doe de dingen die je echt wilt en vertrouw daarop.

Hoe ging dat verder? Je was 17 en weggelopen. Ik had natuurlijk niets bij me, geen tekeningen, niets. Later die middag ben ik teruggegaan naar het hotel van mijn klas. Mijn leraren waren oude hippies, zij vonden het geweldig wat ik had gedaan. Ze zeiden dat ik lekker mocht gaan tekenen op mijn hotelkamer. ’s Nachts heb ik als een bezetene gewerkt, om de volgende dag terug te gaan naar Hara-Kiri. Gébé zei: ‘Leuk werk, maar het moet nog een beetje zotter worden.’ Een jaar later ben ik teruggekeerd, om tien jaar lang voor Hara-Kiri te werken.

God is een absurdist, zei je. Wat trok en trekt jou in dat absurdisme? Absurdisme stopt niet bij één richting. Voor mij is absurdisme zoveel mogelijk kanten zien van één en hetzelfde onderwerp. Als je zaken realistisch probeert weer te geven, lukt je dat niet. Het absurdisme komt een beetje in de buurt van de realiteit. Eigenlijk ben ik iemand die op zoek is naar het zo goed mogelijk weergeven van de werkelijkheid. Als je naar de realiteit kijkt is dat een en al absurditeit. Kijk maar naar wat er in het Midden-Oosten gebeurt.

Waarom zou je daar dan nog je eigen absurdisme tegenover willen stellen, als het al zo absurd is? Het gaat vanzelf. Ik onderzoek de realiteit, en kom uit op het absurde. Dat is ook het enige dat actueel blijft. Russische absurdisten van vroeger kunnen we ook vandaag nog lezen als frisse schrijvers. Terwijl mensen die gewoon de realiteit proberen weer te geven, gedateerd zijn. Absurdisme houdt je fris.

Is het niet moeilijk om altijd maar fris te blijven? Heb jij een ontwikkeling meegemaakt in jouw absurdisme? Ja, absoluut. Na het tekenen ben ik begonnen met theateroptredens. Ik ben gaan schilderen. Ik maak muziek. Dat is een manier om het fris te houden. En natuurlijk maak ik nu andere dingen dan vroeger. Bij mijn eerste optredens wilde ik het liefst worden gearresteerd. Dat was mijn plan. Het mislukte helaas. Ik werd niet gearresteerd en een bijeffect was dat niemand meer naar mijn shows wilde komen.

Hoe wilde je gearresteerd worden dan? Ik wilde dingen roepen die mensen choquerend zouden vinden. We spreken eind jaren 70. Ik trad bijvoorbeeld op in het sanatorium van De Haan. Daar liet ik me door een inleider aankondigen, maar die aankondiging duurde het volledige optreden. En terwijl dat gebeurde stond ik, net zichtbaar voor het publiek, mezelf af te trekken. De aanwezige autoriteiten, dokters, verpleegsters, waren geschokt. Dat gaf een heel kabaal. Voor mij was het daarom een geslaagd optreden.

Maar zou je dat nu nog willen doen, op die manier? Nee, dat was een heel andere tijd. De tijden veranderen zo sterk, als je daar niet in mee gaat eindig je eenzaam op koekendozen. En dat wil ik toch niet. Ik heb publiek nodig.

Ik heb hier een interview van jou uit Wordt vervolgd, een stripblad van rond de jaren 80, waarin jij roept: ‘Ik erken geen enkele autoriteit!’ (lacht hard) Behalve die van mijn vrouw dan, dat moet ik er nu bijzeggen. Dat is de toevoeging vijfendertig jaar later.

Ben je nog steeds niet gevoelig voor autoriteit? Ik heb altijd twijfels over de mensen die boven ons staan. Of ze wel het beste met ons voor hebben. Ik geloof dat niet. Volwassenen moeten toch op elkaars verantwoordelijkheden kunnen vertrouwen? Maar zo werkt dat toch niet. Er is zoiets als autoriteit nodig, omdat we niet te vertrouwen zijn. Maar is die autoriteit te vertrouwen? Ik kan het niet. Neen, ik erken nog steeds geen enkele autoriteit. Ik denk niet dat ik die ooit zal erkennen. Zo lang als ik teken en druk ben met optredens.

Waarom ben jij eigenlijk nog zo druk? Tsja, dat moet je me over dertig jaar nog eens vragen… Ik ben graag bezig. Ik hoef niet echt meer te werken, maar moet ik me al gepensioneerd gaan gedragen? Ik kies ervoor om op te treden, en als je daarvoor kiest moet je ook echt veel optreden. Net als sporters, die moeten veel sporten, ze kunnen niet af en toe een beetje sporten. Ik wil de drive van echt drie, vier keer per week te spelen, anders is het niet echt.

Je tekent er ook ongelooflijk veel bij. Als een opdrachtgever jou belt voor illustratie, lever je die direct. Dat tekenen gaat heel snel bij mij. Ik ben druk, maar dat kan toch niet zo slecht zijn? Ik voel me niet slecht. Het komt niet voort uit doodsangst, of zo. Het is meer levensenergie. Die dood, ja och, dat zien We nog wel als het zover is. Daar ben ik echt niet mee bezig.

Je bent niet bang voor de dood? Dat zeg ik niet. Ik ben niet bang voor de dood, maar wel van het idee te sterven. Dat ellendige einde! Als je dood bent, weetje niet meer dat je hebt geleefd. We kennen de dood. Voordat we leefden waren we ook dood. Maar sterven, ziek zijn, aftakelen… dat zie ik niet zitten. Waarschijnlijk ben ik de slechtste patiënt ter wereld. En ik ben getrouwd met een verpleegster, dus zij kan het weten. Als kind lag ik ooit in het ziekenhuis vanwege een kromme poot. Ik was negen jaar, en ze hadden mij in een bed gelegd naast een jongetje dat lag te sterven. Zijn familie stond rond hem, en ook rond mijn bed. Dat was een vreselijke ervaring. Ik durfde aanvankelijk niet naar hem te kijken, maar deed dat toch. Ik herinner me dat nu nog.

In Nederland ben je mateloos populair, misschien wel even populair als in Vlaanderen. Hoe komt dat? Waarschijnlijk omdat ik graag in Nederland ben. Ik heb er veel vrienden, ik treed er vaak op. Nederland is een land waar je terecht kunt met je werk. Jullie hebben een erg open cultuur. Opener dan de Vlaamse. Er zijn geen Nederlandse cabaretiers die in Vlaanderen aan de bak komen. Youp vult een paar dagen, dat is het. Hans Teeuwen was geliefd in Vlaanderen, maar hij treedt niet veel meer op.

Voel jij verwantschap met Hans Teeuwen? Zeer. Hij kan ook zijn eigen gekte aan een groot publiek aannemelijk maken. En dat is bij mij ook het geval, dus in die zin voel ik zeker verwantschap.

Je zei net dat je publiek nodig had. Stel dat je dat publiek niet zou hebben. Dan ben ik gek. Heel simpel. Dat is de grens. Dat geldt voor veel kunstenaars. Met publiek zijn ze kunstenaar. Zonder publiek zijn het zotten. Zonder publiek ben ik gewoon gek. Dan zit ik wat te krabbelen op een velletje en komt er een arts langs, die glimlachend met zijn hoofd schudt.

Zoals het met jou begonnen is, toch? Ja, ik was een jaar of vijftien en ik lag ziek op mijn bed. Er kwam een huisarts langs, die geschrokken naar mijn tekeningen keek en daarna pilletjes voorschreef. Seresta. Hij was geschrokken van wat hij zag. Het was voor mij een levensnoodzaak te krabbelen, maar wat ik tekende vond ik niet verontrustend. Die seresta heb ik geslikt, maar ik heb het bij één potje gehouden.

Goddank voor kunst. Anders had je je tekentalenten misschien niet ontwikkeld. Heb je dat oude werk nog? Door een verhuizing vond ik laatst heel veel oud materiaal. Ik heb in mijn leven honderdduizend tekeningen gemaakt, heb ik onlangs berekend. Cartoons. Autonome tekeningen. Strips. Ik kwam in massa’s oude tekeningen terecht. En het ergste van alles was dat ik me sommige tekeningen niet meer kon herinneren. Het was alsof ik keek naar nieuw werk. Mijn harde schijf is blijkbaar vol.

Binnenkort ga je met Jean-Marc van Tol van Fokke & Sukke live een cartoonbattle doen voor NRC Handelsblad. Dan gaan jullie op actuele gebeurtenissen ter plekke cartoons tekenen. Ik heb twintig jaar judo gedaan, dus ik kan hem aan, die Van Tol. Live tekenen is wat we altijd al doen, alleen zit er nu publiek bij. Voor het publiek zal het leuk zijn. Dat ze zien hoe wij tot een eindresultaat komen.

Kun je daar iets over zeggen? Vandaag is er een Britse man onthoofd in Syrië. Zie je daar dan meteen een grap bij? Ja, alleen wil ik dan geen grap maken over de mens die vermoord is, maar over de situatie of de dader.

Stel dat de VARAgids jou belt of je over een halfuur een cartoon kunt leveren over een onthoofding. Dat kan. Ik heb er al veel tekeningen over gemaakt. Ik lach niet om die stumper die zijn hoofd kwijt is, hè? Vandaag zag ik een foto van die Engelsman. Nu is het al zover gekomen dat ik dat afgesneden kop bekijk en denk: godverdomme, in Syrië is het wel mooi weer zeg. Blauwe lucht. Mooie zon. Het effect is weg hè? Na de vierde onthoofding begin je naar andere dingen te kijken. En over dat absurde idee maak ik dan een tekening. En ga ik toch weer een grens over.

CV

Kamagurka (Luc Zeebroek), Nieuwpoort, 5 mei 1956 Opleiding: Kunstonderwijs Brugge en Koninklijke Academie Schone Kunsten, Gent (1 jaar). Debuteert in 1972 als cartoonist in De Zeewacht, wordt in 1975 vaste cartoonist voor Humo. 1981 start stripfiguur Cowboy Henk. Vanaf 1982 cartoons, radio- en tv-programma’s samen met Herr Seele. 1989-1991 Lava op België Één en bij de VPRO. Presenteert van 1995-2000 Studio Kafka op StuBru. 2000: muziekalbum Sabrina, wat heb je met mijn snor gedaan?. 2002 presentator van Kamagurkistan op StuBru. 2004-2006 rubriek ‘Geen commentaar’ in De laatste show. 2006-2007 rubriek ‘De grens’ in Man bijt hond. 1995-heden theatervoorstellingen in Vlaanderen en Nederland. 2008 schilder voor Kamalmanak, in samenwerking met Marc Coucke. Voetbalsupporter.

TV

‘Als kijker ben ik eigenlijk nogal lui. Meestal kijk ik mee met mijn vrouw of dochter, zoals gisterenavond naar een film die ik alweer vergeten ben, ook al viel er om de drie minuten een dode. Ik bekijk het liefst series op dvd. The Bridge vind ik erg goed. Borgen en nog een Scandinavische reeks waarvan de naam mij momenteel ontschiet. Dan kijken we drie á vier afleveringen per avond en dat is heel ontspannend. Vooral met een glas goeie wijn erbij. Voor de rest kijk ik naar nieuws en duiding op Belgische en Nederlandse zenders.