Kein Gelul, Schreiben!

Dit stuk stond in Hard Gras nummer 5, november 1995.

De zelfmoord van Adolf Hitler heeft de voetbalclub Schalke 04 uit Gelsenkirchen geen goed gedaan. Was de club in de jaren dertig en begin veertig zo’n beetje ieder jaar Deutscher Meister (in 1934-1935, 1937-1939, 1940-1942) en eenmaal Deutscher Pokalsieger (in 1937), na de oorlog zijn de successen op de vingers van een hand met twee vingers te tellen: één landskampioenschap (1958) en een al even aandoenlijke beker (1972). Drieëntwintig jaar na dit laatste succes komen wij aan bij de poort van het Parkstadion, Schalke’s huidige Heimat. Wij: dat zijn Youri Mulder (‘Hallo’) en Ronald Giphart (‘Hallo’). We worden allebei opgewacht door honderden uitgelaten supporters. “Youri! Youri!” schreeuwen ze. Terwijl Ronald de jongen- en ouden-van-dagen arrogant passeert naar het spelershuis, houdt Youri stil. Negenendertig handtekeningen, twintig foto’s en zes ontmaagdingen later voegt hij zich bij Ronald, die inmiddels eenzaam aan de laptop zit te wachten.

Het spelershome van Schalke 04 heeft iets weg van een autopsieruimte van een ziekenhuis in een Siberische dissidentenstad, maar dan met posters van de sponsor aan de muur. Die sponsor heet Kärcher, een producent van geelgekleurde hogedrukspuiten. In een hoek van het home staat zelfs een glazen uitstalling met de topartikelen van Kärcher, dat is nog eens handig! Als Youri bij een snijtafel twee kopjes koffie heeft ingeschonken, voegt hij zich bij Ronald en kunnen we eindelijk gaan schrijven.

Kijk, dat Youri het voetbaltalent van zijn vader (in zijn tijd een aardige voetballer) heeft, ligt voor de hand. Maar zou Youri ook de schrijfgenen van zijn vader (een aardige columnist) hebben geërfd? Deze vraag kwam naar boven in de zomer van ’95, toen wij elkaar ontmoetten in het Utrechtse nachtcafé De Kneus. Het was half vijf, en we waren beiden dronken. Na elkaar eerst een paar uur lang verteld te hebben hoe fantastisch wij elkaar vonden, zei een van ons in een overmoedige bui: “Hé, jij hebt verstand van literatuur man. Waarom schrijf jij eigenlijk zelf niet?” Net zo scherp als op het veld, of nee, niet net zo scherp, met net zo veel wilskracht als op het veld riposteerde de ander: “Hé, en jij hebt verstand van voetbal man. Waarom voetbal jij eigenlijk niet?”

Nou, daar kon Ronald een antwoord op geven. Hij had wel degelijk gespeeld bij de Dordtse topclub EBOH (Eendracht Brengt Ons Hoger, ook wel Elf Boeren Op Hol), na zes jaar was hij er echter achter gekomen dat de begrippen ‘links’ en ‘rechts’ hem redelijk duidelijk waren, maar de begrippen ‘voor’ en ‘achter’ wat minder. “Ik heb er wat gescoord!” vertelde Ronald trots. “Eigen doelpunten, bedoel ik.”

Na deze ontboezeming keken we plotseling somber voor ons uit. “Ik wou dat ik kon schrijven,” zei Youri, misschien geholpen door de drank, en Ronald jammerde al even mistroostig: “Ik wou dat ik kon voetballen.” We besloten tot een deal: Ronald zou Youri helpen bij het schrijven, en Youri zou Ronald (nog één keer) de buitenspelval uitleggen.

Belofte maakt schuld, en daarom zitten we nu in het gezellige spelershome van Schalke 04 in Gelsenkirchen, achter de computer samen een verhaal te schrijven. Wij kijken elkaar aan, onze vingers bij de toetsen van de laptop.

Zo, Ronald.

Zo, Youri.

Tijd voor een Rückblende. Afgelopen vrijdag speelden we met Schalke samen tegen FC Kaiserslautern, Youri in het veld en Ronald op de tribune. Een voetbalwedstrijd in Duitsland is een bijzondere bedoening. Niet dat het gezang en het lawaai van de supporters anders zijn dan in Nederland, maar de handgebaren van die mensen doen zo vertrouwd eng aan. Om hun ploeg te steunen maakte het publiek in Gelsenkirchen bij de aftrap en bij iedere opvallende spelsituatie massaal een wijsvingerige variant op een bepaalde groeit die in een bepaalde periode in de geschiedenis nogal populair was in bepaalde kringen. Ronald schrok daar in het begin eigenlijk van, net als de andere Nederlanders op de tribune. Ze zaten er althans maar een beetje witjes bij, de voetballers van FC Twente die naar Schalke waren gekomen om te zien hoe het wel moest: Juultje Ellerman (ook oud-EBOH), Jan van Halst, Michel Boerebach en Wilfred Elzinga. De Duitsers kwamen met 0-1 achter, maar een Nederlandse kopbal in het laatste kwartier van de wedstrijd wist de stand toch nog gelijk te trekken. Hierna waren wij natuurlijk de helden van de avond. Duitsers houden ervan als een ploeg een hele wedstrijd staat te stumperen en dan toch nog met een puntje wegkomt (zeg maar een gemiddeld potje Twente-voetbal).

Na afloop van de wedstrijd moesten we weer veel autogrammen uitdelen en die Geschlechtsakt bedrijven met jonge meisjes, voordat we eindelijk naar das Spielershome konden om – zoals gebruikelijk na een avondwedstrijd – met de spelers en hun vrouwen te dineren. Omdat Youri bij Schalke 04 als token-Hollander een potje kan breken en omdat hij gescoord had, mocht zijn hele gevolg met de Schalke-spelers meeëten. Dit moet je dus niet tegen Nederlanders zeggen. De schrijver/journalist Jerry Goossens, een Arnhemse literatuurcritica, Youri’s kunstschilderende broer Geret, een meisje van de Utrechtse Crèche voor Journalistiek, de eigenaar van een computerbedrijf en Ronald wisten niet hoe vlug zij zich naar de emmers met Eisbein en in aardappelen gebakken halfgestolde vetballetjes moesten wringen, om met gemene tackles en elleboogstoten de Duitse spelers opzij te zetten, hun vrouwen te kielhalen en vele borden af te laden met voedsel. Er was iets gratis: gezellig! In plaats van zich te schamen voor de vraatzucht van zijn kennissen, deed Youri er nog een paar scheppen
Eisbein bovenop.

Terwijl Youri’s broer en het aankomende journalisten-meisje erachter kwamen dat zij of all places in een plaats die Winschoten heet een stamcafé deelden en de rest van het gezelschap over het nut van navelklemmen bij baby’s ging praten, hadden Youri (‘dat ben ik’) en Ronald (‘dat ben ik’) eindelijk tijd voor elkaar. Eerst bespraken we in het kort de toestand in Nederland en later kregen we het over het vreemde verlangen van veel Amerikanen om op de werpheuvel van een honkbalveld de liefde te willen bedrijven. Daar schijnen dus veel mensen om te worden gearresteerd. In Europa hoor je nu nooit eens dat een stel bij een voetbalstadion heeft ingebroken om elkaar op de middenstip eens even lekker af te trappen. We besloten dat zo’n middenstip ons Nederlanders misschien een beetje te banaal is.

“Kijk, de penaltystip, daar kan ik me nog iets bij voorstellen,” zei Youri, terwijl een serveerster nieuwe biertjes neerzette. “Even een strafschop nemen, zeg maar. En dan in heel fel kunstlicht, zodat je elkaar heel precies kunt raken.”

We dronken beiden gniffelend van ons bier. Voetbalhumor, daar hoorde je toch echt te weinig van. Youri legde uit. Humor is heel belangrijk in het voetbal. Misschien niet voor het publiek, maar voor de spelers is humor essentieel. Het gaat er bij een ploeg om dat de prestaties goed zijn, en die zijn beter als de sfeer goed is. Voetballers moeten dus ook gewoon domme grappen kunnen maken. Soms geldt er: hoe platter hoe beter. Dan worden er sokken doorgeknipt of vaseline aan deurknoppen gesmeerd. Dat klinkt flauw, maar teams worden hierdoor wel hechter. Bij het Nederlands elftal hebben ze eens hele hotelkamers leeggehaald, met bedden en al. Youri kent een ploeg waar de spelers rotte haringen in elkaars auto leggen. En bij FC Utrecht draaien ze geregeld drollen op elkaars motorkap. Allemaal in functie van de sfeer!

Hoewel we nog geen drie slokken van ons bier hadden gedronken kwam de serveerster alweer verse glazen neerzetten. Ook Youri kreeg een nieuwe. Zich het Spartaanse regime van zijn jeugdclub EBOH herinnerend vroeg Ronald of het Youri wel was toegestaan bier te drinken. Youri knikte. “Ze hebben hier in Duitsland liever dat je bier neemt dan cola of iets anders.”

Ook later op de avond in de Gelsenkirchense vaste discotheek van de spelers bleven we bier drinken. Opvallend was het dat iedereen om ons heen goed gekleed en erg vriendelijk was. Youri vertelde: “Dat heeft met beschaving te maken. Daar zijn ze hier erg streng op. Ik weet nog dat ik een keer een plakje cake met mijn handen begon te eten. Mijn medespelers vonden dat erg onbeschaafd. ‘Aber Youri’, zeiden ze, ‘voedsel behoor je met mes en vork te eten’.”

Terwijl het gesprek om ons heen almaar doorging over het nachtleven van Winschoten en de gele ontlasting van net geboren baby’s, hebben wij na een diepe discussie een wijs besluit genomen:

A) voetbal is bovenal een mentale sport. “Voetbal zit hier, vreemd genoeg,” vatte Youri het samen, en hij wees met zijn wijsvinger op zijn rechterslaap. Wij beiden zijn in onze jeugd jongens tegengekomen die beter konden voetballen dan wij, alleen misten ze de juiste mentaliteit (of scoorden ze voortdurend eigen doelpunten), waardoor ze het uiteindelijk niet hebben gered. Ruud Gullit heeft eens gezegd dat als je een bal wilt, je de bal ook krijgt. Dat kun uitstralen. Voetbal is wilskracht tonen en risico’s durven nemen.

Dit inzicht bracht ons nog later op de avond tot wijs besluit nummer B): schrijven is ook een mentale sport. Zoals sommige spelers het met risicoloos voetbal niet redden, zo zal iemand die schrijft zichzelf ook bloot moeten durven geven, vonden we eensgezind. Niet bang zijn voor de bal, niet bang zijn voor de pen. Kein gelul, Schreiben!

“Maak aanstaande dinsdag je borst maar nat, Youri!” riep Ronald lachend bij het afscheid, toen we buiten stonden (en we heel even speelden met de gedachte uitsluitend voor de sfeer een drol te draaien op de motorkap van de reservekeeper).

We zitten nog steeds achter de laptop. Youri heeft twee nieuwe tasjes ingeschonken. Je vraagt je af waarmee die bonen gebrand zijn, want zelfs heet smaakt dit bocht als koude koffie. We hebben nu twee uurtjes om te schrijven. Vanmiddag moeten we alleen nog even naar het Willy Brand Krankenhaus in Gelsenkirchen om Jörg Berger, de trainer van Schalke 04, te bezoeken. Berger ligt geveld met een dubbele liesbreuk, of zoiets.

“Ik moet hem wel even de hand gaan schudden,” vertelt Youri, afwezig zijn koffie determinerend, “want ik heb iets goed te maken. Berger en ik hebben wat problemen met elkaar.”

Hierna zwijgt hij.

Uiteraard wil Ronald weten: wat voor problemen?

Dat is een goede vraag.

Youri zegt dat hij het niet kan vertellen.

(Techniek: spanningopbouw.)

Ronald handgebaart dat Youri moet uitweiden.

Youri zegt dat het allang in de pers heeft gestaan.

Youri zegt dat hij geen zin heeft in nog een keer gezeik.

Youri zegt dat het niet…

Nou het zat dus zo: een paar maanden geleden was Youri licht geblesseerd. Niemand van de leiding kwam even vragen hoe het met hem ging, ook niet toen hij alweer fit was. Hij kreeg geen extra fitheidstraining. Op de dag van de eerstvolgende wedstrijd nam de trainer Youri apart om boos te vragen: “Kun je spelen? Waarom ben je niet naar ons toe gekomen?” Youri had geen zin in ruzie en antwoordde dat hij kon spelen. Nu is de trainer van Schalke een draaikont, die niet alleen Youri had toegezegd te spelen, maar ook een andere speler. Uiteindelijk werd Youri, onze Youri, gepasseerd. En hoewel de Königsblauen zonder Youri de wedstrijd grotendeels op winst stonden, verspeelden ze een punt in de laatste minuten. De spelers baalden hier verschrikkelijk van, maar de trainer kwam uitgelaten de kleedkamer binnen, het team feliciterend met het behaalde andere punt. Toen Youri dit hoorde verstijfde hij. Water in zijn gezicht gooiend heeft hij op het toilet zijn woede staan te verbijten, maar op een gegeven moment kon hij zich niet meer inhouden. Hij gooide de deur van het toilet open en schalde dat Berger een amateur was. Vol agressie liep hij op zijn trainer af, en even leek het of de mannen met elkaar op de vuist zouden gaan. Er werd niet gevochten, net niet, maar Youri vernederde de trainer totaal. In Duitsland een trainer beledigen ten overstaan van die Truppen wordt niet bovenmatig gewaardeerd. Youri werd gedwongen, wederom in het bijzijn van de spelers, zijn verontschuldigingen aan te bieden. Berger accepteerde dit, maar met moeite. Tot een echte verzoening kwam het niet.

We houden stil omdat er een man het verlaten spelershome binnenkomt. Niemand hoeft te weten dat wij het over literatuur hebben. De man heeft een flink stuk orgaanvlees op z’n hoofd daar waar bij normale mensen een neus zit (deze typering is uitsluitend voor rekening van Ronald). Uitbundig worden we beiden begroet: “Aaah! Youri!” De man heet Charly Neumann, volgens Youri ‘de Duitser in praktijk’ en een van de trouwste fans van Schalke. Een perfect personage voor het verhaal dat we schrijven, vinden we, en we besluiten hem straks nog een keer te laten terugkomen.

Na zijn vertrek hebben we het over de opbouw van ons stuk. Neem ‘een’ Jan Mulder, stelt Ronald voor. Die begint zijn columns vaak dicht bij de werkelijkheid, om vervolgens ongemerkt al dan niet hilarisch de grenzen van het absurde te overschreiden.

“Dat is mooi,” zegt Youri, “maar ik wil het natuurlijk niet precies hetzelfde als mijn vader doen.”

Juist, een schrijver moet – net als een voetballer – uitgaan van zijn eigen krachten, en daarom laat Ronald Youri vertellen over zijn schrijfverleden, zodat we kunnen zien waarin Youri schrijftechnisch kan uitblinken. Youri blijkt als puber redelijk vaak te hebben geschreven. Toen hij tien was heeft hij zijn eerste gedicht gemaakt. Het heette De horizon:

De horizon is groot
De horizon is prachtig
De horizon is machtig
Maar toch is de horizon niets

Youri doet er nu aandoenlijk bescheiden over, maar het is natuurlijk een literaire prestatie van de hoogste orde om op je tiende de essentie van het leven in vier regels samen te vatten (ja, Youri, dat is het wèl). Ronald stelt voor de opbouw van het gedicht als aparte dichtvorm aan te melden bij een literair tijdschrift. Dan noemen we het ‘de Hollandse haiku’, of nee nog beter: ‘de youri’.

“Mijn vader was er inderdaad wel trots op, ja,” zegt Youri met een kleine glimlach. “Hij heeft het gedicht nog een keer in een column geciteerd, waarbij hij deed of hij het zelf had geschreven, geloof ik.”

Toen Youri veertien was schreef hij zijn magnum opus tot nu toe: het verhaal Sjaak de baksteen. Dit ging over een baksteen die van een vrachtwagen viel, vervolgens de vrachtwagen aan de machtigprachtige einder zag verdwijnen en de rest van zijn verdere leven besteedde aan het terugzoeken van zijn vriendjes, de andere bakstenen. Wederom is het filosofische inzicht dal uit dit verhaal spreekt meer dan opmerkelijk: de mens als baksteen, op zoek naar de verdwenen genegenheid van andere bakstenen.

“Toen ik later de boeken van Maarten Biesheuvel leerde kennen, die ik dus echt fantastisch en geweldig vind,” vertelt Youri, “kwam ik erachter dat een boek als De steen der wijzen eigenlijk een beetje Sjaak de baksteen is.”

“Wat heb jij met schrijven en literatuur?” wil Ronald weten. Youri (op de schrijfstoel): “Ik vind het leuk om verhalen te lezen waar ik om moet gniffelen. Je moet iets van jezelf in boeken kunnen herkennen. Als ik bijvoorbeeld Coming up for air van George Orwell lees, over iemand die een vis aan de haak heeft, dan denk ik: zo zit het in elkaar, dat is prachtig beschreven. Toch heeft lezen iets beperkts, omdat een schrijver zijn verhaal meestal al heeft afgebakend. Een abstract schilderij kan je bijvoorbeeld veel meer vertellen dan een stuk tekst, omdat je het bij een schilderij zelf kunt invullen. Schrijven vind ik ook: met gisteren bezig zijn. Wat je doet als je schrijft is vaak dat je documenteert wat er is gebeurd. Dat is een beetje saai. Zelf schrijven gaat ook zo langzaam. Dan heb je iets in je hoofd, maar gaat het opschrijven ervan zo traag dat je je gedachte alweer kwijt bent als je hem bijna hebt geformuleerd. Als ik zelf schrijf denk ik bijna altijd: jessus, wat is dit kinderachtig gelul. Ik vind het simpelweg niet interessant wat ik te melden heb.”

Ronald laptypt: “Voor iemand die het niet interessant vindt wat hij te melden heeft, waren dit toch steekhoudendere opmerkingen over schrijven & boeken dan menige literator ze maakt.” Eén van ons haalt zijn schouders op en zegt: “Och… Ik moet ook altijd zo lachen als hier al die Nederlandse bladen op bezoek zijn om mij te interviewen. Dan zeg ik maar wat, echt, maar zij denken dat ik hoogst interessante dingen debiteer. Dan sturen ze me hun stukken en dan blijk ik weer allemaal woorden te hebben gebruikt die ik nooit in de mond neem. Een woord als ‘debiteer’ zul je mij niet horen debiteren… shit!”

Shit! Youri schrikt. We zijn de afspraak met Jörg Berger, de trainer van Schalke, helemaal vergeten. Tijd gaat ook zo snel als je gezellig zit te schrijven. Weg van hier! We moeten onmiddellijk naar het Willy Brand Krankenhaus. Buiten negeren we de al dan niet demente fans bij de ingang van het stadion. We scheuren weg en in de auto naar het ziekenhuis schrijven we met de laptop op schoot verder, want het verhaal is nog niet af. De stijl, we discussiëren over de stijl van ons stuk. Youri heeft een hekel aan even ophemelend als onbegrijpelijk voetbalgebroddel à la ‘Pelé, o Pelé, jouw benen zijn twee gepolijste smaragden die de adem der wereld doen veranderen in een zoete gloed van onvervulbare verlangens’.

Youri imiteert dit soort voetbalgeschrijf, ondertussen zijn auto behendig door het Rührgebied slingerend. Hoe dichter bij we bij het ziekenhuis komen, hoe zenuwachtig Youri lijkt te worden. Hij ziet op tegen de naderende ontmoeting met zijn trainer. We hopen niet dat we Berger daar in bed zien liggen met een naakte verpleegster op zijn schoot, bedenken we, anders zullen we dat toch echt in ons verhaal moeten opnemen.

We hoeven niet in ons verhaal op te nemen dat Jörg Berger zich vergrijpt aan onschuldige verpleegsters, want dat is niet zo. Berger ligt in zijn bed, somber voor zich uit te staren met aantekeningen voor de komende wedstrijd op zijn schoot. We komen zacht hijgend zijn kamer binnenvallen.

Berger kijkt Youri aan met een blik die ongeloof en buitenzinnigheid verenigt. Het is een vreemde situatie, iets als een scène in een Duits nagesynchroniseerde western. Terwijl Ronald zijn laptop installeert, blijft Youri tegenover het bed van Berger staan.

“Youri…” stamelt de man.

“Trainer…” stamelt Youri.

“Aber, ich hatte dich hier gar nicht erwartet!” roept Berger ontzet, maar niet onvriendelijk.

“lch bin doch gekommen,” zegt Youri onrustig.

Even zwijgen ze beiden.

Een spanningsvol moment.

“Ach Jungen, komm mal hier:’ zegt Berger tenslotte, met tranen in zijn ogen. “Laß mich dich einklammeren.”

“Ach Trainer …”

“Ach Lümmel.”

Youri doet een paar stappen naar zijn coach en de beide mannen spreiden hun armen. Het lijkt of alle problemen uit het verleden voorgoed verdwenen zijn. Ronald typt als een bezetene om het allemaal bij te houden.

“Youri, mein Youri,” jammert Jörg Berger, “ich habe immer in dir geglaubt.”

“Ach Trainer:’ zegt Youri, nu ook met emotie in zijn stem, “das weiß ich ja genau.”

Schouderschokkend houden de trainer en zijn sterspeler elkaar vast. Er staan verpleegsters in de deuropening arm in arm hun tranen weg te drukken. Op de gangen van het ziekenhuis wordt gehuild door patiënten en bezoekers. Youri Mulder en Jörg Berger hebben het bijgelegd. Er worden zachtroze spots ontstoken. Op het toetsenbord van de laptop vallen druppels. In verhalen kunnen soms dingen gebeuren die je van te voren niet had kunnen bedenken, dat is het fascinerende van literatuur, Youri. Charly Neumann, Schalke’s grootste fan, wordt een zaal verderop opgenomen voor een accute operatie aan het stuk orgaanvlees in zijn gezicht.

“Nah, wer ist der Jungen dort, mit seinem Lappgipfel?” vraagt Jörg Berger, als Youri en hij zich hebben vermand. De verpleegster zijn verdwenen, niemand huilt meer en Ronald staat er maar een beetje lullig bij. Youri vertelt zijn trainer van onze ‘schrijf & voetbal’-deal.

“Kann er schreiben?” vraagt Berger aan Ronald, wijzend op Youri. “Nah und oder!” legt Ronald uit. Het zou hem niets verbazen als na dit verhaal de uitgevers en gedrukte media bij Youri in de rij staan om hem na zijn voetbalcarrière in te lijven. Zijn verhaal Sjaak de baksteen schreeuwt er om tot kinderboek te worden bewerkt, en als het Fonds voor de Letteren hem geen beurs geeft om de youri nader te onderzoeken, is er iets goed mis met het vaderlandse literaire subsidiesysteem.

“Okay Mister,” zegt Berger. Hij denkt even na, en wil vervolgens weten of Youri denkt dat Ronald kan voetballen. Grootmoedig knikt Youri van ja. “Einige Selbsttore nicht einkalkuliert.”

“Sheriff,” vertelt Ronald behulpzaam, “ich hab gespielt bei Eintracht Bringt Uns Höher, ob Elf Bauer Auf Holl, in Dordrecht, wo auch Juultje Ellerman gespielt hat.”

“Hmm,” weifelt Berger.

Hij vraagt of Ronald degene is de Youri en hem weer bij elkaar heeft gebracht. We knikken beiden uitbundig.

“Nah okay, nehm ihn mit zum Parkstadion,” zegt Berger, bijna triomfantelijk, voordat hij afscheid neemt van zijn verloren zoon en zijn nieuwe Hollandse aanwinst.

De middagtraining begint om drie uur. Bij de poort van het stadion worden we allebei opgewacht door honderden uitgelaten supporters. “Youri! Ronald!” schreeuwen ze, want nieuws reist snel. We houden ons uitgebreid bezig met de jongen- en ouden-van-dagen. Tweeëntachtig handtekeningen, veertig foto’s en zeventien trio-ontmaagdingen later voegen we ons bij de selectie. Youri vraagt om aandacht, stelt Ronald voor aan de spelers en vertelt dat hij het heeft bijgelegd met de zieke trainer. Dit vinden de voetballers allemaal erg beschaafd. De mentaliteit en de prestaties zullen zo zeker verbeteren, roepen ze welgemeend, en dat terwijl ze nog niet eens weten dat zowel Youri (‘Tot ziens’) als Ronald (‘Tot ziens’) uitsluitend voor de sfeer vlug nog even grote plakkaten Nederlandse voetbalhumor op de motorkappen van hun auto’s hebben achtergelaten.

Hard Gras 5

Hard Gras, Nr 5, November 1995 is een literair voetbaltijdschrift met medewerking van Thomas Verbogt, Michel Van Der Plas, Anna Enquist, Theodor Holman, Pieter De Rijke, Ronald Giphart, Youri Mulder, Philip Markus, Kees Van Kooten, Theun De Winter en Gerrit De Jager

Maand/Jaar: November 1995

ISBN: 9025408052

Uitgever: L.J. Veen

Druk: 1ste

Redactie:

  • Matthijs van Nieuwkerk
  • Henk Spaan

Vormgeving: Betty’s Art Work

Afmetingen: 23 x 16,5 x 1 cm

Type: Paperback

Pagina’s: 111

Pagina’s Ronald Giphart: 53 – 63

Type: Paperback

Inhoud:

  • Thomas Verbogt – Een Oud Ongeluk (Overpeinzingen Bij Voetbal In Het Oosten Van Nederland, Waar Het Veel Waait En Altijd Koud Is)
  • Michel Van Der Plas – Keeper (Een Lofzang Op De Keeper. Lid Van Het Team, Maar Toch Een Vrij Man)
  • Anna Enquist – De Kwetsuur (De Blessure Van Wilem, Haar Achttienjarige Zoon)
  • Theodor Holman – Het Lied Van Het Grote Verdriet Der Trainers
  • Pieter De Rijke – Stalin, Beria En De Gebroeders Starostin (Het Verhaal Van Stalin, Beria En De Vier Gebroeders Starostin)
  • Ronald Giphart & Youri Mulder – Kein Gelul, Schreiben! (Kan Youri schrijven? En kan Ronald voetballen?)
  • Philip Markus – Een Weerzien Op De Tribune (Weerzien Op De Tribune)
  • Kees Van Kooten – Haagse Voetbalhumor (Een Merkwaardige Avond In De Haagse Houtrusthallen)
  • Theun De Winter – Poezie: Wissel
  • Gerrit De Jager – Krijter, Een Ongewone Voetbalstrip

Verhaal van Ronald Giphart verscheen ook in Planeet Literatuur (1998)

Ronald Giphart, bij middelbare scholieren even populair als Guus Meeuwis en Vagant. Voor de fans: Ronald eet dagelijks in café De Knipoog in Utrecht. Wordt het niet eens tijd voor een nieuwe roman?