Kinderboeken

AD Magazine, Zaterdag 26 & zondag 27 september 2020.

Schrijver en veellezer Ronald Giphart leidt ons door zijn goedgevulde boekenkast en bespreekt hier kinderboeken.

Pietje Bell – Chris van Abkoude

Een wonderbaarlijk fenomeen van lezen is dat je een persoonlijke band opbouwt met personages die uitsluitend uit letters bestaan. Mijn eerste ‘boekenvriend’ leerde ik kennen toen ik een jaar of 8 was en hij al hoogbejaard: Pietje Bell. Ik wist toen niet dat het eerste boek over hem al verscheen in 1914.

Aanvankelijk lazen mijn ouders mij over hem voor en later las ik de acht boeken die over zijn strapatsen verschenen gretig zelf. Mijn vriend was een onweerstaanbare doerak met ‘gitzwart haar en donkere ondeugende ogen’, een knul die in zijn naïviteit even vermakelijke als domme streken uithaalde. In veel opzichten was hij een voorbeeld, zo heb ik in zijn navolging met een buurjongen óók een club opgericht genaamd De Zwarte Hand.

Hoewel ik hem al járen niet heb gelezen is Pietje Bell mij nog steeds zeer dierbaar.

Rob en de stroper van Tjot-Idi – J.B. Schuil

Na de dood van zijn vader verhuist Rob met zijn moeder naar een nieuwe woonplaats. In zijn nieuwe klas hebben leerlingen net de vragen van een wiskunderepetitie ontvreemd, zodat iedereen een voldoende kan scoren. Twee jongens doen hieraan niet mee: de bolleboos (die makkelijk zelf een hoog cijfer kan halen) en de rechtschapen Rob.

Als de klas vervolgens wordt verraden valt de verdenking op Rob, die prompt wordt doodverklaard door zijn klasgenoten. Daar zit hij dan, in een onbekend gebied, zonder vrienden en met een lange zomervakantie voor de boeg. Eenzaam trekt hij de bossen in, waar hij een zonderlinge kerel ontmoet: de stroper van Tjot-Idi, die zijn vader nog blijkt te hebben gekend. Er ontstaat een vriendschap, waarna uiteindelijk alles goedkomt en Robs naam wordt gezuiverd.

Rob en de stroper van Tjot-Idi; een boek uit 1928,ontroerde mij als kind zeer.

Een gat in de grens – Guus Kuijer

In het begin van het in 1975 verschenen Een gat in de grens besluit een van de hoofdpersonen zijn bril kwijt te maken, want het leven is zoveel leuker als je niet al te scherp naar de dingen kijkt. Een detail dat op mij, brildrager vanaf mijn 10de, grote indruk maakte.

Een gat in de grens gaat over drie kinderen die om hun moverende redenen zijn weggelopen van huis: de 14-jarige Jan Jaap (Jéjé), de eigenwijze, zwijgzame Luudwien van 13en stotteraar Arnold (15), die op school hevig is gepest.

Met z’n drieën besluiten ze naar Duitsland te vluchten, maar daar hebben ze geld voor nodig. Als ze het verhaal van hun verdwijning voor vijfhonderd gulden willen verkopen aan een journalist, neemt het verhaal een wending, want de man maakt van hun oprechte verhaal fake news. Zo zie je maar: Een gat in de grens is 45 jaar oud, maar nog altijd actueel.

Oosterschelde windkracht 10 – Jan Terlouw

Een jeugdboek dat ik tientallen malen heb gelezen is Oosterschelde windkracht 10 van de toenmalige D66-leider Jan Terlouw. De roman uit 1976 had alles wat mijn tienerhart verlangde: intriges, een lijk, meerdere generatieconflicten, maatschappelijke kwesties, politiek en liefde. Een verhaal over Zeeland en hoe de omgang met het wassende water alles veranderde.

Het boek heeft twee delen: het eerste, dat gaat over de aanloop naar de de Watersnoodramp van 1953, leest als een Scandinavische thriller, met een onopgeloste moord, een mysterieus kistje en een onterechte beschuldiging tot de zee zich meldt om alles weg te spoelen. Het tweede deel speelt zich twintig jaar later af, als de hoofdpersonen inmiddels kinderen hebben, die zich het lot van de Oosterschelde aantrekken.

Oosterschelde windkracht 10 is nog immer lekker leesvoer, met een boodschap die tot de verbeelding spreekt: we zullen moeten samenwerken als we de wereld willen redden.

Lampje – Annet Schaap

In 2017 verscheen Lampje, het schrijversdebuut van illustrator Annet Schaap. Het boek heeft inmiddels een ongekende zegetocht achter de rug, met vele prijzen in binnen- en buitenland.

Lampje is de bijnaam van de dochter van een eenbenige vuurtorenwachter met grote schulden. Zijn vrouw is overleden en hij woont met Lampje in zijn vuurtoren. Eigenlijk doet zij al het werk en als er op een noodlottige nacht een schip uit koers raakt, wordt ze voor straf opgesloten in het mysterieuze Zwarte Huis. Daar woont een jongeman genaamd Edward, een monster volgens sommigen, omdat hij half zeemeerman, half mens is. Edward zit nogal onder de plak van zijn vader, de Admiraal. Lampje én Edward raken heimelijk bevriend en – ik wil niet plotspoilen – na vele verwikkelingen en avonturen komt alles op onnavolgbare wijze toch nog goed.