Knoopjes

15 augustus 2008

Onze jongste zoon heeft vanmiddag met een stift de bank van het vakantiehuisje beklad. Ik nam hem op schoot en fluisterde in zijn oor: ‘Weet je wel dat als het aan ons lag, jij er eigenlijk nooit was geweest?’

Een paar maanden na de geboorte van onze dochter had ik een afspraak gemaakt met onze huisarts. Dat was de deal die mijn vrouw en ik hadden: zij zou twee kinderen op aarde persen persen persen doorgaan persen, en bescheiden zou ik twee kleine knoopjes in mijn zaadleiders laten branden. Vaak hoor je mannen schouderophalend vertellen dat de ingreep in hun vruchtbaarheidskanaaltjes niets voorstelde. Op een schaal van oerknal tot eeuwigheid doet het dat natuurlijk ook niet, maar als je op een koude maandagochtend in een olijfkleurige operatiekamer met je benen gespreid een urologe voor de tweede maal een dikke injectienaald in de lucht ziet houden ‘omdat de verdoving blijkbaar niet aanslaat’, ligt het perspectief toch anders.

Door mijn gekronkel had de urologe een bloedvat geraakt en daarom was mijn scrotum dik en opgezet, en dit zou in de loop van dag nog erger worden, kondigde ze aan.

‘Waarschijnlijk wordt hij zwart’, zei ze, ‘maar dat betekent niets.’

Een nietsbetekenende zwarte zak; ik vertelde het na, lachend als een net gesteriliseerde boer. Die avond ging op het Neude een culinair festival van start. Ik mocht een feestelijke column voordragen, een uitnodiging die ik achteloos had aangenomen, omdat ik er door alle ontnuchterende ervaringen van de gesteriliseerde mannen in mijn omgeving vanuit was gegaan dat een vasectomie te vergelijken viel met het bijvijlen van je teennagels. De kloppende pijn in mijn kloten werd gedurende de middag echter steeds erger.

‘Ik ga afbellen’, zei ik tegen mijn vrouw, die mij een aansteller vond en me twee extra paracetamolletjes gaf boven op de pillen die ik van het ziekenhuis had gekregen. Ze had zich op de avond verheugd. Als gage voor mijn feestrede zou ik van de organisatie een onbeperkt aantal consumptiemunten krijgen, een vooruitzicht dat zij zich niet ging laten ontzeggen, omdat ik met O-benen kreunend door het huis waggelde. Niet vaak ben ik zo populair geweest als die avond, met die onbeperkte hoeveelheid consumptiemunten bungelend in mijn broekzak. En dat er daar nog iets anders bungelde, merkte ik gedurende de avond eigenlijk al niet meer, wat vooral te maken had met een vrolijke cocktail van paracetamol, ibuprofen en dat ‘ene glaasje Sancerre’ (dat ongemerkt steeds werd bijgevuld). Mijn balzak vormde die avond een epicentrum van pijn, maar mijn lichaam merkte dit pas de volgende ochtend.

De weken na mijn sterilisatie kreeg ik een steeds zwarter wordende sinaasappel tussen mijn benen, die steeds minder pijn begon te doen. Na twee maanden was er niet meer over dan een vaalblauw mandarijntje. Het verhaal van mijn vasectomie werd allengs een anekdote. Tot mijn vrouwen ik al na een paar maanden tegen elkaar zeiden… dat we een enorme fout hadden begaan. De wil van onze wederzijde genen samen te smelten tot nieuwe geentjes, was sterker dan alle bezwaren. En dus maakten we een afspraak bij een uroloog, toevallig een andere dan de Gretchen Gestapo die mijn leidinkjes had dichtbrand. Ik vertelde dat ik voor een hersteloperatie kwam, waarop de man mij opgetogen aankeek. Hij keek nog verheugder naar mijn vrouw, draaide zich weer naar mij en vroeg met een blik van mannelijke verstandhouding: ‘Nieuwe vriendin?’

Een jaar later kregen we onze nieuwe bankbevuiler.

Martin Bril keert door ziekte voorlopig niet terug in de Volkskrant. Wel blijft werk van hem verschijnen op internet, zie vk.nl/bril.