de Volkskrant, 26 januari 2012
Van de week zag ik een voorvertoning van De koosjere hamvraag, een nieuw programma van de Joodse Omroep, dat vanaf 29 januari wordt uitgezonden op Nederland 2 (kijktip). Programmamaker Jigal Krant gaat hierin op zoek naar de zin en de onzin van koosjer eten. Zo stort hij zich op druiven, een vrucht waarmee orthodoxe joden een getroebleerde relatie hebben, die zo complex is dat niemand precies begrijpt waarom druiven wel koosjer zijn, maar druifproducten niet.
Krants verhaal deed me denken aan een voorval van tien jaar geleden. We waren op vakantie in de Ardennen, onze oudste zoon was drie, onze dochter net geboren. Ik had een grote achenebbisje, vooroorlogse villa gehuurd, met een tuin en een veranda waar we konden kijken naar het dal, de bergen en… de buren. Naast ons huis stond een vergelijkbare villa, waar een dag na onze aankomst twee Volkswagenbussen kwamen voorrijden met een enorme familie chassidische Joden.
‘Niet loeren’, zeiden wij tegen ons zoontje, die met open mond stond te kijken naar de zwartgeklede bleke wezens met lange pijpenkrullen, die in een straf tempo spullen naar hun vakantievilla begonnen te slepen. Wat we onze zoon niet toestonden deden we zo ongemerkt mogelijk zelf wel, want het was een fascinerend schouwspel.
Een van de leden van het gezin bakende het terrein rond het vakantiehuis af met een wit lint, wat ons aanvankelijk bezitterig overkwam, maar naar we later begrepen vooral een symbolische betekenis had. Ondertussen begon een ander deel van het gezin de grote keuken opnieuw in te richten. Een deel werd van vloer tot plafond bedekt met aluminiumfolie, een ander deel kreeg een houten tussenschot.
Misschien was het ons naïeve idee dat chassidische joden niet op vakantie gingen. maar dat zij zo maar in het wild naast een goddeloos gezin uit Nederland zouden staan verbaasde ons toch. De familie vierde vakantie zoals vele gezinnen, met geschreeuw en gezang tot laat in de avond (hadden wij weer: stonden we op onze vakantie naast de tokkies onder de chassidische Joden).
Er waren ook veel kinderen in het gezin. die naar ons keken als naar het apenverblijf bij Artis, Andersom bekeek mijn zoon hen op dezelfde manier. Nu kent de internationale kinderdiplomatie één universele ijsbreker: snoep. Op een gegeven moment – o, het was zo mooi – strekte een van de Joodse kindjes zijn hand over het witte lint van hun omheining, om een Joods lekkernijtje aan mijn zoon te geven. die dit in grote dankbaarheid aannam. Nadat er een paar keer zoetigheden van het chassidische territorium naar het Hollandse was gegaan, moest en zou mijn zoon iets teruggeven. Rekening houdend met eventuele spijswettelijke beperkingen van fabriekssnoep gaven we hem pakjes rozijnen om uit te delen, maar dit stuitte op bedenkelijke gezichten. Een van de oudere familieleden verontschuldigde zich in vlekkeloos Vlaams dat zij de gedroogde druifjes helaas niet konden aannemen. Dankzij De koosjere hamvraag begrijp Ik de hilarische onnavolgbaarheden van de Joods-orthodoxe eetregels. maar nog zie ik de beteuterde gezichtjes van zowel de chassidische kindjes als mijn zoon.