Kusje

De Volkskrant, 4 februari 2011

Mijn hoofd zat deze week aanvankelijk bij Egypte, maar dat land is eigenlijk zóóó begin februari 2011. Moderne nieuwsvolgers richten zich liever op Jemen, waar gisteren een menigte van tienduizenden betogers in de hoofdstad Sanaa de straat opging voor wat men daar ‘de Dag Van Woede’ noemde. Tegenstanders van het regime hadden tot de betoging opgeroepen.

Maar ik had me nog niet ingelezen in de schrijnende Jemenitische situatie om op deze plek wijze dingen te zeggen die de loop van de geschiedenis gunstig zouden bijsturen, of het volgende land diende zich alweer aan: Soedan. The New York Times schreef dat Soedanese betogers via Facebook al dagen achter elkaar bijeenkomsten organiseren, die door de politie ruw worden verstoord. Allemachtig, kunnen ze hun revoluties niet gewoon eerst even netjes per land afmaken en rustig op hun beurt wachten? Het Parool meldde dat in Zimbabwe de onrust groeit en dat de oppositie in Mozambique en Madagaskar denkt dat ook hun landen rijp zijn voor een opstand. En Tunesië, was daar in een ver verleden niet iets aan de hand?

Ik hou het niet meer bij, terwijl ik het juist erg bij probeer te houden. Facebook, Twitter, Al Jazeera, CNN, Journaal24, The Guardian, het liveblog van de Volkskrant: mijn anders zo serene schrijfkamer is getransformeerd tot my own personal news center. Een verslavende vlucht in de hyperactualiteit. Liever zou ik iets anders gaan doen, maar dan zal je net zien dat Mubarak live door krijgers op een span kamelen het land wordt uitgejaagd.

Elders las ik dat iemand heeft voorgesteld om Twitter te nomineren voor de Nobelprijs voor de Vrede, een begrijpelijk voorstel, want het telegram won de prijs al in 1893, nadat in 1356 de gekalligrafeerde brief met de felbegeerde bokaal naar huis ging en het Nobelcomité in het vierde millennium voor Christus het kleitablet nomineerde. De invloed van Twitter wordt alom genoemd.

Bij DWDD zei Ernst-Jan Pfauth, samensteller van het liveblog van NRC Handelsblad, dat de bloederige situatie in Egypte voor hem voelde als een journalistieke jongensdroom: ‘Het is een internetopstand. We zijn allemaal zenuwachtig, het voelt als een spannende voetbalwedstrijd op de radio. We houden vijf schermen in de gaten en volgen tegelijkertijd Twitter. Dit is de Nieuwe Journalistiek. Vroeger schreef een journalist in een notitieblokje, nu doet hij dat openbaar op Twitter.’

‘Maar wie filtert alle onzin’, vroeg Matthijs van Nieuwkerk. Ik zal het maar bekennen: ik niet. Ik volg alles, de miljoenen hysterische hashtags. Net als vele junks voel ik een groeiende afkeer van mijn dope, maar ik moet blijven gebruiken. De verhalen over de geplaagde journalisten. De dramatic streetscenes. De emotionele aanklacht van Nico Dijkshoorn tegen de opgefokte kanten van ons ramptoerisme.

De beelden van de mannen die hun gewonde vrienden dragen. De vrolijke democratieaanhanger met een blinkende pan op zijn hoofd, die de stenen van de Mubarak-hooligans moet tegenhouden. De verzorging van een Spaanse journalist door een Egyptische vrouw. Of hij van El Pais was, vroeg ze, terwijl ze zijn hoofdwond verbond. ‘La Vanguardia’, antwoordde hij, met een kleine glimlach. Hierna boog de Egyptische zich voorover om hem een kusje op zijn voorhoofd te geven, een gebaar dat van mij eerder een Nobelprijs voor Vrede verdient dan alle twitterberichten bij elkaar.