Lachen!

AD Magazine, zaterdag 6 & zondag 7 juni 2020

Schrijver en veellezer Ronald Giphart leidt ons door zijn boekenkast. Deze week raadt hij vijf boeken aan die hem een lachstuip bezorgden.

Op weg naar het einde / Nader tot u – Gerard Reve

Van oudsher werd de Nederlandstalige literatuur bevolkt door schrijvers die één ding gemeen hadden: een bijna opdringerige afwezigheid van humor. Tot de jaren 60 verschenen er nauwelijks literaire boeken waar zo nu en dan om kon worden gelachen, en schrijvers die wel eens een poging deden hun teksten te verluchtigen met komische intermezzo’s werden beschimpt of zelfs neergehaald.

De grote verandering kwam met Gerard Reve, wegbereider van wat ‘literaire ironie’ werd genoemd. Dankzij zijn superieure stijl, zijn venijnige vertelplezier en het ogenschijnlijke gemak waarmee hij zwierde tussen hooggestemde en platvloerse uitdrukkingen groeide hij in de jaren 50 en 60 uit tot een van de meest humoristische schrijvers die Nederland ooit heeft gekend.

Hoogtepunten in zijn oeuvre waren de brievenboeken Op weg naar het einde (1963) en Nader tot U (1966). Die eerste bestaat uit zes al dan niet biografische lange brieven waarin Reve zijn wederwaardigheden als internationaal schrijver met de lezer deelt.

Als middelbare scholier verkneukelde ik me om de hilarische ontwikkelingen, de soms ingewikkelde zinsopbouw, de Reviaanse uitdrukkingen (‘blonde jongensdolk’), liefdevolle observaties, harde grappen en het vrolijke cynisme waarmee hij de wereld als katholieke homoseksuele man te lijf ging.

Hedonia – Kees van Kooten

Kees van Kooten stond voor het raam, denk ik hardop; hij stond voor het raam, keek in de nacht en is dronken.’ Dit is de eerste zin van de roman Hedonia (1984), een van de meest humoristische boeken uit de Nederlandse literatuur. Lees de zin nog eens. Door te schuiven met perspectieven’ en tijden weet Van Kooten direct een ontwapenende sfeer te creëren. Hij noemt eerst zijn eigen naam in de verleden tijd, schakelt dan over op een ik-figuur in de tegenwoordige tijd, maakt er vervolgens een zogenoemde personale verteller van die iets in het verleden doet en daarna in de tegenwoordige tijd dronken is. Die laatste twee woorden zijn een bevestiging van de eerdere mededelingen: we hebben hier met een niet serieus te nemen beschonken verteller van doen. Dit is de eerste zin van een meesterlijke stilist.

De eerste druk van dit boek bestond uit 80.000 exemplaren, een hoeveelheid waarover tegenwoordig alleen nog maar kan worden gedroomd. Een van de boeken op die stapel was voor mij, want in mijn exemplaar staat op de titelpagina Sinterklaasavond 1984. Ik wist niet meer dat ‘het opstel’, zoals Van Kooten zijn eigen boek smalend noemt, die avond een van de pakjes was. Maar ik weet nog wel hoe dit boek mijn leven veranderde: dat dit ook literatuur kon zijn was een openbaring.

De terugkeer van Bonanza – Herman Brusselmans

De ‘oude oppergod der Vlaamse letteren’ Herman Brusselmans (62) schreef inmiddels 81 boeken, een ongekende hoeveelheid in de Nederlandstalige literatuur. Een van de vele hoogtepunten is zijn elfde roman: De terugkeer van Bonanza (1995).

Hoofdpersoon Guggenheimer blijkt een heerlijk onbehouwen hork van het onzuiverste water, die louter geïnteresseerd is in harde grappen (‘ik zou nog liever braille willen spreken dan Deens’), alcohol, zijn BMW 735i (hoewel hij een hekel heeft aan alles uit Duitsland) en seks, een bezigheid die hij het liefst bedrijft met zijn secretaresse Debbie.

Guggenheimer is de vleesgeworden gotspe: hij is enorm succesvol, vooral met oplichten, liegen en bedriegen. Zijn exorbitante levensstijl wordt bekostigd door zijn steenrijke stiefvader, een excentrieke mannetjesputter die Guggenheimer heeft ondergebracht in een bejaardentehuis. Voor deze man wil hij een Vlaamse remake maken van diens favoriete tv-serie, de western Bonanza.

De terugkeer van Bonanza is niet alleen een opsomming van hilarische ontmoetingen, wellustig-e sekspassages en absurdistische beschouwingen, want gaandeweg blijkt Brusselmans ook een zorgvuldig geconcipieerd verhaal te vertellen. Een hoogtepunt in zijn oeuvre.

J. Kessels: The novel – P.F. Thomése

In 2015 kwam J. Kessels in de bioscoop, een ‘Nederlandse roadkomedie’ met hoofdrollen voor Frank Lammers (die het personage J. Kessels speelt) en Fedja van Huêt (als schrijver P.F. Thomése). Op chique internationale filmfestivals kreeg de film – in het buitenland Road Duster geheten – verschillende prijzen toegekend.

Dat moet voor de echte P.F. Thomése een vermakelijk idee zijn geweest. Zijn schelmenroman, genaamd J. Kessels: The Novel, verscheen in 2009 als een satirisch buitenbeentje in het literair nogal verantwoorde oeuvre van de Haarlemse schrijver.

Thomése speelt zelf de hoofdrol in dit absurdistische boek, waarin de schrijver wordt gevraagd op zoek te gaan naar een vriend van hem, het romanpersonage J. Kessels, een kettingrokende en zwaardrinkende liefhebber van countrymuziek, de boeken van Jack Kerouac en Charles Bukowski, en van frikandellen, heel veel frikandellen.

Thomése heeft zijn roman opgezet als een B-film, een roadmovie waarin hij met een bevriende voormalige snackbarhouder en hun kompaan Kessels naar Hamburg rijdt in een oude Toyota Kamikaze. Er volgt een wezenloze reis, waarin de mannen uiteindelijk rondstruinen op de beruchte Reeperbahn, terwijl er ondertussen een lijk in hun kofferbak ligt.

J. Kessels: The Novel is een bij vlagen rauw en hilarisch boek dat doet denken aan de films van Quentin Tarantino.

De tranen van Kuif den Dolder – Nico Dijkshoorn

In 2009 verscheen De tranen van Kuif den Dolder, de debuutroman van Nico Dijkshoorn, toen net begonnen als DWDD-huisdichter. De verteltruc die hij in zijn boek toepast lijkt op die van de beroemde roman De wereld een dansfeest (1938) van Arthur van Schendel (1874-1946). Kenmerkend aan dat boek was dat hoofdpersonen zelf nooit aan het woord kwamen, maar werden geschetst door de mensen om hen heen.

Deze vertelwijze hanteert Dijkshoorn ook. Zijn hoofdpersoon is Kuif den Dolder, de beste voetballer die Nederland ooit en tegelijkertijd nooit heeft gekend. Kuif was een lieve, dromerige speler van VV Uffelte die in de belangstelling stond van AC Milan. Toch verdween hij in de vergetelheid.

In zijn roman laat Dijkshoorn de mensen om Kuif heen aan het woord om over zijn talent en tragiek te vertellen. Broer Boet den Dolder, nachtportier Djoeke Rauw, zaalvoetballer Ruif Schokland. magnetiseur Koos Vermeer, kantinejuffrouw Graatje Piep, voetballer Wessel Vuig, megatalent Zweep Dukels en tientallen anderen vertellen mooie, aandoenlijke en mesjogge anekdotes die ontroeren en regelmatig in schaterlachen doen uitbarsten.

Het overweldigende aan De tranen van Kuif den Dolder is dat het niet alleen een uitermate grappig, maar vooral zo’n liefdevol boek is.