Lachzakje

Vara Gids 10, 8-14 maart 2014

De Boekenweek die zaterdag van start gaat [maart 2014, Red] heeft als thema Reizen. Ronald Giphart, Robert Vuijsje en Herman Brusselmans over hun vroegste reisherinnering.

Cultuur & Geschiedenis

Reisbeschrijvers

Lachzakje – Ronald Giphart

Op het eind van hun huwelijk hielden mijn ouders niet meer van elkaar en dus ook niet van gezamenlijke vakanties. Het einde van hun huwelijk duurde een jaar of zeventien. Het gevolg was dat ik als kind nooit op reis ging. Ik herinner me van mijn hele jeugd drie logeerbezoeken aan tantes, en dat was het. Alle kinderen uit de buurt gingen tijdens de zinderende zomers naar campings of zelfs naar het buitenland, mijn zus en ik bleven ‘de grote vakantie’ steevast zes lange weken thuis in ons eigen rijtjeshuis.

Een halfjaar voor hun scheiding hadden mijn ouders bedacht om in één wanhoopspoging al onze gemiste vakanties in te halen: we gingen een ‘lang weekend’ naar een hotel in Valkenburg. Mijn moeder sprak steeds van een longweekend, een uitdrukking die ik pas later begreep. Ik dacht dat ze bedoelde dat we zuurstof gingen opdoen. Valkenburg klonk voor mij als een van de meest exotische plekken op aarde en Limburg als een Nederlandse evenknie van Zwitserland.

Ik was tien jaar, mijn zus zeven. Dit speelde zich halverwege de jaren 70 af, toen mijn vader nog bakkebaarden had tot net boven zijn knieën. Hoewel we deze reis 38 jaar geleden ondernamen, herinner ik me er nog vrijwel alles van. Hoe we met de trein aankwamen op het mergelsteen-station van Valkenburg (mijn ouders hadden beiden geen rijbewijs, wat de mobiliteit ook niet ten goede kwam). Hoe we ons gedroegen als Gods eigen toeristen. We beklommen de oude burcht die uitkeek op het bergdorp. Natuurlijk daalden we af in de gemeentegrotten. We bezochten de diamantgrot en de John F. Kennedy-grot en uiteraard namen we de stoeltjeslift naar de Sint Pietersberg. Zoiets had ik nog nooit in mijn leven meegemaakt.

Op een van de dagen maakte ik een bustocht naar de Moezel, waarvoor ik in de maand ervoor was bijgeschreven in het paspoort van mijn vader. Het was de eerste keer dat ik in het buitenland was. Ik bezocht Duitsland alleen met mijn vader, want ondanks hun voornemen hadden mijn ouders toch weer ruzie. Mijn vader en ik reisden met een gezelschap Nederlanders die maar over één ding grappen konden maken (‘we komen onze fietsen halen’) en die er alleen op uit waren om zo goedkoop mogelijk zoveel mogelijk Moezelbocht mee terug te smokkelen.

Toch is dat bezoek aan Duitsland niet wat me van het longweekend het meest is bijgebleven. Mijn sterkste herinnering heb ik aan de terrastuin van Hotel Riche. Mijn ouders maakten ruzie op hun kamer, en mijn zus en ik zaten op het terras met beiden een jaren-70-product dat inmiddels lijkt te zijn verdwenen: een geel zakje dat uitbundig schaterde als je op een knopje drukte. Ik hoor deze brullach nog na in mijn hoofd. En zo zaten we tegenover elkaar: mijn zus en ik, elkaar toe te schateren met ons zakjes. Het kan niet anders of mijn ouders hebben die dagen besloten uit elkaar te gaan. Sindsdien associeer ik reizen naar elders met dreiging, conflicten, oorlogssituaties en onoprecht gelach uit zakjes.