Landerig

De landerige zondagen van vroeger. Somber weer, de christelijke buurkinderen naar de kerk, de televisie tot het begin van de avond op testbeeld. Hoe de minuten zich voortsleepten.

In de huiskamer luisterden we naar Langs de Lijn, mijn vader rokend, ik astmatisch en verveeld tot in alle vezels van mijn lichaam. Alleen winst van Feyenoord kon zondagmiddagen kortstondig opfleuren. Tegenwoordig heb ik Eredivisie Live en mijn kinderen vinden zondagen lang niet meer zo naargeestig. Dit speelt zich gisteren af, de wedstrijd Vitesse-Feyenoord in het Gelredome.

‘Kom je?’, roep ik naar mijn oudste zoon (13). De wedstrijd is krap tien minuten bezig. Hij roept van boven terug dat hij eraan komt. Vermoedelijk kijkt hij op zijn eigen tv naar een herhaling van een herhaling van Tatort op WDR3. In mijn eentje volg ik de doodstrijd van de club uit mijn jeugd. AI 14 uitwedstrijden heeft Feyenoord niet gewonnen. Als de Rotterdammers bij Vitesse verliezen is het einde nabij.

Er debuteert een nieuwe Feyenoorder, een 18-jarige jongen genaamd Ryo Miyaichi, die nu al ‘de Japanse Messi’ wordt genoemd. Of ‘de Rotterdamse Verlosser’.

‘Kom nou kijken,’ roep ik nogmaals naar mijn zoon. Zelf keek ik vaak met mijn vader mee, achteraf waarschijnlijk meer om hem een plezier te doen dan dat het me echt boeide. Of misschien denk ik dat ik hem vaak vergezelde, maar riep ik net als mijn eigen zoon steeds dat ik eraan kwam.

De eerste helft overheerst de moedeloosmakende onmacht van Feyenoord. Pas in de 40ste minuut valt er bijna een doelpunt, waarna ik opgewonden in mijn handen klap. Het geluid weerkaatst tegen de muur van de kamer.

Er schiet me een filosofische vraag te binnen: bestaat het geluid van een omvallende boom in een wereld zonder bewustzijn?

Na de rust komen zowel mijn oudste als jongste zoon (4) eindelijk met me mee kijken. De oudste is verbaasd als hij hoort dat Feyenoord nu echt in de degradatiezone verkeert.

‘Ze hebben toch het grootste stadion?’ zegt hij met jongenslogica. Ook opvallend: mijn kleuter kan drie uur onafgebroken kijken naar cartoons, maar één minuut voetbal is hem te zwaar. Na een tijdje verdwijnt hij naar de wc. Mijn oudste zoon vraagt ondertussen wie die Japanse voetballer is die als een dartel paard over het veld springt. ‘Een nieuwe Feyenoorder,’ zeg ik, ‘hij komt van Arsenal.’

‘Van Arsenal?’ roept hij vol ongeloof. Dan roept mijn jongste vanaf het toilet dat zijn billen moeten worden afgeveegd. Iedere keer trap ik erin. Ik loop naar het toilet, en net op dat moment begint mijn oudste zoon te juichen: 0-1 voor Feyenoord! Ik ben niet bijgelovig, maar als ik de kamer uitga scoren de Rotterdammers, tenzij ik om die reden de kamer uitga.

De vreugde is van korte duur. Feyenoord-tbs’er Gill Swerts vloert een Vitessespeler en na een penalty wordt het 1-1.

‘Dat wordt degraderen’, zegt mijn zoon zuchtend, waarna ik een vaderlijk lulverhaal ophang over echte supporters die hun club juist steunen in miserabele tijden. Mijn zoon is onverbiddelijk: ‘Als ze degraderen, ben ik geen supporter meer.’

Ik wil hier tegenin gaan, maar ik begrijp zijn emotie. Kinderen hebben helden nodig.

Op een kilometer afstand van ons huis speelt later FC Utrecht fraai gelijk tegen FC Twente – maar toch blijft het een landerige zondagmiddag.