Lippenstift

de Volkskrant, 10 december 2011

Het is gistermiddag. Omdat ik tussen twee bezigheden een paar uur heb te doden zit ik in een rustig café in Haarlem. Van de serveerster heb ik het niet ongeestige wachtwoord voor de wifi van het etablissement: ‘veelbestellen’.

Ik zit aan mijn tweede koffie. Een paar tafels verder neemt een vrouw plaats. De serveerster brengt haar een glas witte wijn, dat ze onaangeraakt voor zich laat staan omdat ze verdiept is in haar mobiele telefoon. Na een tijdje stopt ze het toestel terug in haar tas en begint ze haar lippen te stiften.

Bij de woorden ‘de vrouw stift haar lippen’ zullen lezers direct een allerindividueelst beeld voor zich zien van een vrouw die haar lippen stift. Als dit geen column maar een filmpje was zou ik een shot laten zien van een vrouw die haar lippen stift, een beeld dat geen enkele toeschouwer kan vervormen naar zijn eigen voorstelling. Schrijven is een manier om de innerlijke projector van lezers aan te zetten. Mensen gebruiken woorden om hun verbeelding een duw te geven. De lezer is de filmer van de tekst, de verbeelder van het geschreven verhaal.

De vrouw verderop in het café maakt haar mond o-vormig en strijkt glanzende gloss over haar lippen, terwijl ze geconcentreerd in een zakspiegeltje kijkt. Een unbeschreiblich weibliche handeling. Ik ga er niet vanuit dat de vrouw haar lippen voor mij invet, al zullen baltsethologen in haar bewegingen ongetwijfeld onbewuste signalen zien.

Zoals borsten, volgens bioloog Desmond Morris, surrogaatbillen zijn bedoeld om mannelijke aandacht te trekken, zo zouden lippen voor vrouwen een verklikker zijn van hun schaamstreek. Omdat schaamlippen roder worden en opzwellen bij seksuele opwinding zouden vrouwen als een soort suggestieve amuse-bouche hun lippen kunstmatig inkleuren.

Bij een recentelijk Frans onderzoek namen wetenschapsters op woensdag- en zaterdagavonden plaats in verschillende uitgaansgelegenheden. De ene keer droegen zij geen lippenstift, de andere keer wel. De studentes hielden bij hoe lang het duurde eer ze werden aangesproken door mannen en turfden het aantal toenaderingspogingen. De uitkomsten spraken voor zich: als de vrouwen hun lippen hadden beschilderd in rode oorlogskleuren werden ze veel sneller benaderd en kregen zij ‘a higher number of male solicitations’. Ergo, mannen flirten niet met vrouwen, mannen flirten met lippenstift.

Enfin, de vrouw in het Haarlems café zit er niet op te wachten dat ik haar aanspreek, want daarvoor is ze te veel in de weer met haar mobiele telefoon. Plotseling gaat het toestel over.

‘Waar blijf je nu?’ hoor ik haar zeggen, waarna ze knikt en luistert. ‘Ik wil best komen, maar hoeveel tijd heb je dan?’

Ze kijkt een beetje samenzweerderig om zich heen, maar niet in mijn richting. Wederom luistert ze naar de stem aan de andere kant van de verbinding.

‘Nee, dan kom ik wel even,’ hoor ik haar zeggen, zachter nu. De blik in haar ogen mag iedere lezer voor zichzelf invullen.

De vrouw knikt, beëindigt het gesprek, legt een briefje van 10 euro op tafel naast het onaangeraakte glas witte wijn en trekt haar jas aan. Dan open ze nog één keer haar handtas om haar make-up te controleren. Resoluut klapt ze haar spiegel dicht en verlaat het café. Terwijl ik haar nakijk komt de serveerster vragen of ik nog een koffie wil. Veel bestellen, was het devies.